- Je weet na afloop van deze les wat bedoelt wordt in de natuurkunde met warmte en soortelijke warmte.
-Je kunt rekenen met de formule voor soortelijke warmte.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
7.2 Warmte
Leerdoelen:
- Je weet na afloop van deze les wat bedoelt wordt in de natuurkunde met warmte en soortelijke warmte.
-Je kunt rekenen met de formule voor soortelijke warmte.
Slide 1 - Tekstslide
De temperatuur T
is een maat voor de snelheid van de moleculen: hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de moleculen bewegen.
T0C
Slide 2 - Tekstslide
Die toegevoerde energie noem je
warmte.
Symbool Q
Eenheid J (Joule)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Praktische Opdracht
Vul een maatcilinder met 5 ml koud water. Meet de temperatuur en noteer deze in de tabel. Voeg 5 ml kokend water toe. Meet de temperatuur opnieuw en noteer deze in de tabel. Bereken nu het temperatuurverschil en noteer deze in tabel.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
3. Soortelijke warmte
Soortelijke warmte: de warmte die nodig is om 1 gram stof 1 graad warmer te maken.
Bij water heb je heel veel (soortelijke) warmte nodig om temperatuur te laten stijgen
Slide 7 - Tekstslide
Rekenen met (soortelijke) warmte
Formule :Q = c x m x ΔT
Q = warmte in Joule (J)
c = soortelijke warmte (J/g.oC)
m = massa in gram (g)
ΔT= temperatuurstijging: = Teind - Tbegin (oC)
Slide 8 - Tekstslide
C = SOORTELIJKE WARMTE
Slide 9 - Tekstslide
Zelfstandig:
Met een brander verwarm je 450 mL water van 18,3 °C totdat het kookt.
Bereken hoeveel energie nodig is om dit water aan de kook te brengen.
Slide 10 - Tekstslide
Een waterkoker heeft een vermogen van 1,5 kW. Bereken hoeveel warmte deze afgeeft als hij 2,0 minuten aanstaat.
Slide 11 - Open vraag
Q_opwarmen = Q_afkoelen
Slide 12 - Tekstslide
Gegeven: V = 450 mL,
ρ_water = 1 g/cm3,
c_water = 4,2 J/(g · °C)
Gevraagd: Q = ?
Formules:
, ΔT= Teind – Tbegin, Q = c ∙ m ∙ ΔT
Berekenen: de massa m van het water volgt uit
m = 450 × 1 = 450 g
de temperatuurstijging ΔT = Teind – Tbegin = 100 – 18,3 = 81,7 °C