H3E P2 les 11 - CBZ (05-01-2021)

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

¿Qué tal las vacaciones?

Afspraken online lessen

el programa de hoy

• Materiaal online lessen 
•  PO Sollicitatie brief 
• El uso del pretérito indefinido

Materiaal online lessen

• Studiewijzer/ planning 
• Quizlet 
• Lessonup (opdrachten en online lessen)
• Werkdocument google classroom, wordt gecheckt op maandag 
• Paso adelante TB en WB deel A 
• Themaboekje periode 2. Quién soy 
• Faq formulier 

PO 

Sollicitatie brief schrijven

 - voorbereidende opdracht 

- motivatie brief 

- inleveren in classroom uiterlijk 19-01-2021

Indefinido

Regelmatig

De pretérito indefinido= de verleden tijd. : ik at, jij ging

- De indefinido gebruik je bij een afgesloten handeling, gebeurtenis  op een bepaald moment / periode in het verleden.

Marcadores del indefinido

INDEFINIDO 

De indefinido wordt gebruikt voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. Deze gebeurtenissen/acties zijn afgesloten en hebben voor de spreker geen verband met het heden. 

Ayer hablé con mi abuelo sobre las clases en línea. 

Gisteren praatte ik met mijn opa over de online lessen. 

Ik heb gisteren met mijn opa over de online lessen gesproken. 

Indefinido (signaalwoorden)

ayer, anteayer, anoche

la semana pasada

el año/mes/verano pasado

el otro día, el lunes, el martes

hace 1,2,3 día(s) /semana(s)

en 1946, el 14 de febrero (datum)

en marzo... navidades...

aquel día, aquel invierno, desde 1995 hasta 1998, 

de repente, cuando, 

el/la último/a día/tarde...

Leer de vertaling van de signaalwoorden!

DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

De Indefinido van ser en ir:

onregelmatig én hetzefde

fui

fuiste

fue

fuimos

fuisteis

fueron

ir / ser   =

ser       ir        tener     estar

fui                      fui                  tuve                        estuve

fuiste               fuiste            tuviste                  estuviste

fue                    fue                 tuvo                        estuvo

fuimos            fuimos          tuvimos                estuvimos

fuisteis           fuisteis         tuvisteis               estuvisteis

fueron             fueron          tuvieron                estuvieron

gisteren

in 2002

afgelopen/vorige week

de laatste keer

drie jaar geleden

Ayer 

la última vez

Hace tres años

la semana pasada

En 2002

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in de indefinido in. "Ayer yo (habler) con mis abuelos.

1. hablé
2. hablaste
3. habló
4. hablamos

Tú (comer) pizza ayer, ¿verdad?

1. comí
2. comimos
3. comió
4. comiste

Del 2015 al 2019 Juan (vivir) en Madrid.

1. vivió
2. viviste
3. viví
4. vivimos

La semana pasada nosotros (visitar) a los abuelos.

1. visité
2. visitaste
3. visitó
4. visitamos

La semana pasada vosotros (ir) a casa de los abuelos.

1. fui
2. fuiste
3. fue
4. fuisteis

Hola chicos, (aprender) español en las vacaciones pasadas?

1. aprendí
2. aprendió
3. aprendisteis
4. aprendimos

Ayer mis amigos (escribir) muchos mensajes por WhastApp.

1. escribió
2. escribieron
3. escribisteis
4. escribiste