Vrije marktprincipe: op basis van vraag & aanbod (beste voor groei van de welvaart!)
Slide 7 - Tekstslide
Conservatisme
Vrijheid & gelijkheid = gevaarlijk (verwijzen naar Franse Revolutie).
Leiding: kerk, adel, monarchie & leger.
Slide 8 - Tekstslide
Nationalisme
Volkeren hebben recht op eigen staat (natiestaat)
Verbonden door taal, geschiedenis, cultuur 🡪 moeten volgens nationalisten daarom verenigd zijn in onafhankelijke staat.
Congres Wenen hield geen rekening met nationale gevoelens 🡪 leidde tot frustratie bij o.a. Duitsland en Italië.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Video
Nieuwe natiestaten en agressief nationalisme
Opnieuw opstanden tegen machthebbers
1848: opstand Parijs 🡪 FA uiteindelijk een republiek
NL: 1830: België onafhankelijk (1848: Thorbecke (liberaal) stelt nieuwe grondwet op: macht Willem II beperkt)
1859 – 1870: Italiaanse eenwording
Bismarck (conservatieve kanselier): Maakt handig gebruik van het nationalisme. D.m.v. oorlogen weet hij Duitsland te verenigen o.l.v. Pruisen (1871: Duitse Keizerrijk).
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Socialisme
Arbeiders
Gelijkheid
Bestreden verschillen in macht en inkomen
2e helft 19e eeuw: massabeweging (industriële arbeidersklasse)
SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands): Karl Marx
Bekijk nu eerst het filmpje van Karl Marx. Daarna volgen een aantal vragen.
Slide 14 - Tekstslide
Marx schreef onder andere 'Het Kapitaal' en 'Beginselen van het communisme'
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Volgens Marx kunnen de arbeiders het alleen beter krijgen wanneer ze een wereldwijde revolutie ontketenen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Leg uit hoe het socialisme van Marx verschilt met het socialisme van nu.
Slide 17 - Open vraag
Socialisme
Proletariaat moet macht grijpen: kapitalisme afschaffen - bedrijven eigendom van staat
Gevolgen: productie voor behoeften mens i.p.v. winst - internationale arbeiderssolidariteit
Verbonden met alle arbeiders ter wereld: samen kapitalisme bestrijden
Anti-nationalisme: arbeiders geen bezit, dus ook geen vaderland
Slide 18 - Tekstslide
Leg het verschil uit tussen het socialisme en communisme.
Slide 19 - Open vraag
Socialisme
Ontstaat vanaf 1900 een gematigde socialistische groep (reformisten): Lot arbeiders kan wél binnen bestaande maatschappij verbeteren
Geef nu antwoord op de onderstaande vragen. Nummer ze in je antwoord: 1. Noem vier uitgangspunten van het liberalisme. 2. Leg uit wat het 'kernidee' van het nationalisme was. 3. Welke standen / klassen zullen waarschijnlijk conservatief zijn?
Slide 21 - Open vraag
Voorkennis nodig voor deze les: Je weet wat belangrijk is een democratie
Slide 22 - Open vraag
Lesdoel: Je kan het volgende K.A. in je eigen woorden uitleggen: 'de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.'