2.7 Natuurlijke klimaatveranderingen: onderzoek

2.7 Natuurlijke klimaatverandering: onderzoek
Lees de paragraaf goed door. Daarna wordt je kennis getest met een aantal meerkeuzevragen.
Je mag van te voren nog vragen stellen over de inhoud. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

2.7 Natuurlijke klimaatverandering: onderzoek
Lees de paragraaf goed door. Daarna wordt je kennis getest met een aantal meerkeuzevragen.
Je mag van te voren nog vragen stellen over de inhoud. 

Slide 1 - Tekstslide

2.7 Natuurlijke klimaatverandering: onderzoek

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

3 manieren van klimaatonderzoek
1. Onderzoek naar jaarringen van bomen
2. Stuifmeelkorrels bekijken in oude veen- en kleilagen
3. Analyse van zuurstofisotopen in ijs of sedimenten

Slide 4 - Tekstslide

1. (T) Het actualiteitsprincipe
A
is een bewijs voor natuurlijke klimaatverandering
B
is een aanname bij onderzoek naar natuurlijke klimaatverandering
C
is een oorzaak voor natuurlijke klimaatverandering
D
is een gevolg van natuurlijke klimaatverandering

Slide 5 - Quizvraag

2. (T) De vondsten van sediment van gletsjers en van kalksteen in de highlands van Schotland toonde aan dat
A
de temperatuur steeds hoger is geworden
B
het klimaat vooral afhangt van de breedteligging
C
het klimaat weinig veranderd is op geologische tijdschaal
D
de temperatuur hevig heeft geschommeld

Slide 6 - Quizvraag

4. (K) Om de klimaten van de laatste tienduizenden jaren te onderzoeken gebruiken we
A
stuifmeelkorrels, koralen en jaarringen van bomen
B
stuifmeelkorrels, diepzeesedimenten en jaarringen van bomen
C
koralen, landijs en jaarringen van bomen
D
stuifmeelkorrels, kalksteen en koralen

Slide 7 - Quizvraag

3. (K) Paleoklimaten zijn
A
klimaten uit het paleosteen
B
klimaten uit het pleistoceen
C
klimaten uit het verleden
D
klimaten die nog onvoldoende zijn onderzocht

Slide 8 - Quizvraag

6. (K) Wat gebeurde er 56 miljoen jaar geleden op klimaatgebied?
A
Sneeuwbalaarde smolt langzaam.
B
Een meteorietinslag waardoor het warmer werd.
C
Een meteorietinslag, waardoor het kouder werd.
D
Een korte zeer warme periode.

Slide 9 - Quizvraag

5. (K) Wat is de sneeuwbalaardehypothese?
A
De theorie dat gedurende een periode de hele aarde vergletsjerd is geweest
B
De theorie dat ook Neanderthalers al sneeuwbalgevechten hielden.
C
De theorie dat het landijs tot subtropische zones kwam
D
De theorie dat de hele aarde besneeuwd was, behalve de oceanen.

Slide 10 - Quizvraag

8. (K) Welke informatie geven de luchtbelletjes in het landijs over de atmosfeer in het verleden?
A
Ze hebben dezelfde temperatuur als het klimaat in het verleden.
B
Ze laten de hoeveelheid broeikasgassen zien.
C
Ze hebben aurakleuren die overeenkomen met temperatuurklassen.
D
Ze bevatten koolstofatomen die temperatuur verraden.

Slide 11 - Quizvraag

7. (T) Brede jaarringen duiden op:
A
een koele zomer
B
een warme lente
C
een milde winter
D
een warme zomer

Slide 12 - Quizvraag

9. (K) In welke twee tijdvakken leefde de mens?
A
In het Tertiair en het Kwartair
B
In het Krijt en het Kwartair
C
In het Pleistoceen en het Holoceen
D
In het Kwartair en het Holoceen

Slide 13 - Quizvraag

10. (I) Indirect bewijs om het klimaat in het verre verleden de reconstrueren noemen we
A
Presto-indicatoren
B
Proxy-indicatoren
C
Primula-indicatoren
D
Pergola-indicatoren

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video