Brandaan thema 1, les 3 stap 3&4

Kerndoel 51
De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kerndoel 51
De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.

Slide 1 - Tekstslide

Kerndoel 52
De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de
volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer. De vensters van de canon van Nederland dienen als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken.

Slide 2 - Tekstslide

Kerndoel 53
De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.

Slide 3 - Tekstslide

Brandaan thema 1
les 3, stap 3 en 4

Nodig:
Boek, bladzijde 18 en 19
werkboek
pen


Slide 4 - Tekstslide

Jagers & Boeren
Ontstaan van landbouw

Slide 5 - Tekstslide

Doel van deze les
Ik weet dat:
  • boeren land leren bewerken.
  • boeren op 1 plek blijven wonen.
  • wat veeteelt is.
  • boeren ontdekken dat je ook dieren kunt houden.

Slide 6 - Tekstslide

Even wat herhalen van de vorige les...

Slide 7 - Tekstslide

Jagers werden boeren.
Wat was de grootste verandering voor de jagers die boeren werden?
A
Ze joegen nooit meer op wilde dieren
B
Ze verzamelde eten in de natuur
C
Ze hielpen elkaar om eten te krijgen
D
Ze gingen op een vaste plek wonen

Slide 8 - Quizvraag

Hoe woonden de eerste boeren?
A
Tent
B
Grot
C
Een huis van hout
D
Een huis van steen

Slide 9 - Quizvraag

Wat gingen de boeren als eerste doen?
A
Vee houden
B
Dieren tam maken
C
Planten verbouwen
D
Machines maken

Slide 10 - Quizvraag

De eerste boeren in Nederland waren de Bandkeramiekers.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin geldt voor boeren?
A
Ze wonen op een vaste plek.
B
Ze verbouwen hun voedsel naast de tent.
C
Ze verzamelen hun eten vooral zelf.
D
Ze jagen vooral op dieren.

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent verbouwen in de zin:

De boeren gingen eten verbouwen?
A
zaden planten en oogsten
B
een huis bouwen
C
samen eten
D
eten knutselen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Eerste boeren en landbouw.
Begon in het Midden-Oosten.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

De eerste boeren doen nog veel met de hand. 

Landbouw was zwaar, maar jagen was nog veel zwaarder!
Door de uitvinding van veeteelt leren ze nu dieren daarvoor te gebruiken.
Hmm...
Welk dier zou dit werk voor me kunnen doen?

Slide 17 - Tekstslide

Wat hadden de mensen uit de prehistorie niet?
A
boomstamkano
B
visspeer
C
horloge
D
vee (dieren)

Slide 18 - Quizvraag

Een eigen woonplek
Boeren blijven als eerste op een vaste plek wonen.

Zij moesten bij de akkers en het vee in de buurt blijven. 

Slide 19 - Tekstslide

De boeren bleven eerst ook nog jagen.
Later gingen ze dieren temmen.
In sommige delen van Nederland was de grond veel te nat voor landbouw. Daar bleven de mensen jagen en verzamelen.

Slide 20 - Tekstslide

Mensen gingen nu dus groentes en graan verbouwen.
In hun stenen potten konden ze zaden bewaren.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Jagers leerden dat ze dieren tam konden maken. Schapen en koeien houden. Ze leerden te melken, te scheren...
Zo begon de veeteelt.

Ze leerden ook wilde dieren tam te maken. Ze kreeg je de eerste huisdieren, de hond. Dat waren eigenlijk wolven! Deze hielpen de mensen en het vee te beschermen.

Slide 23 - Tekstslide

Waar kwamen de eerste boeren vandaan?
A
Amerika
B
Midden-Oosten
C
Noord-Afrika
D
Europa

Slide 24 - Quizvraag

Het oogsten van graan.
Hoort dit bij de jagers, de boeren of bij beide?


A
jagers
B
boeren
C
jagers & boeren

Slide 25 - Quizvraag

De eerste boeren bleven ook nog jagen.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Alle jagers en verzamelaars in Nederland werden boeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Welk dier was het eerste huisdier?
A
Koe
B
Schaap
C
Wolf
D
Geit

Slide 28 - Quizvraag

Oogst.
Hoort dit woord bij de jagers, de boeren of bij allebei?
A
jagers
B
boeren
C
jagers & boeren

Slide 29 - Quizvraag

Wonen in een tent.
Hoort dit bij de jagers, de boeren of bij allebei?

A
jagers
B
boeren
C
jagers & boeren

Slide 30 - Quizvraag

Jagen.
Hoort dit bij de jagers, de boeren of bij allebei?
A
jagers
B
boeren
C
jagers & boeren

Slide 31 - Quizvraag

Vuursteen.
Hoort dit bij de jagers, de boeren of bij allebei?
A
jagers
B
boeren
C
jagers & boeren

Slide 32 - Quizvraag

Verzamelen van eten.
Hoort dit bij de jagers, de boeren of bij allebei?
A
jagers
B
boeren
C
jagers & boeren

Slide 33 - Quizvraag

Opdracht
Bedenk in je groepje 
2 verschillen tussen het leven van de jager-verzamelaars en de eerste boeren.
Schrijf dat op je wisbordje.

Slide 34 - Tekstslide

Noem één ding van de
jagers en de boeren
die je gaat onthouden.

Slide 35 - Woordweb

Lezen en maken

Maken werkboek 
opdrachten stap 3 en 4

Klaar? Lees het hoofdstuk nog een keer
zelf goed door.
timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide