2H Bloed en de bloedsomloop

Vandaag: Herhaling bloedsomloop en hart


Uitleg +vragen!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag: Herhaling bloedsomloop en hart


Uitleg +vragen!

Slide 1 - Tekstslide

Welk bestanddeel van bloed voldoet aan de volgende kenmerken?
Geen celkern, bevat hemoglobine
A
Witte bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Rode bloedcellen

Slide 2 - Quizvraag

Wat doet het bloedplasma?
A
Vervoert zuurstof
B
Vervoert koolstofdioxide
C
Vervoert voedingsstoffen
D
Niks

Slide 3 - Quizvraag

Hoe werkt de bloedsomloop?

Slide 4 - Tekstslide

In welke volgorde stroomt het bloed door het hart en de (slag)aders? Begin bij de onderste holle ader, eindig bij de aorta.

Slide 5 - Open vraag

Tot welke bloedsomloop hoort de aorta?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop

Slide 6 - Quizvraag

Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 7 - Quizvraag

Tot welke bloedsomloop hoort de onderste holle ader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 8 - Quizvraag

Welke bloedsomloop wordt beschreven? Hart - Slagaders - Alle organen - Aders - Hart
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 9 - Quizvraag

De functie van de (1) bloedsomloop, is (2) en voedingsstoffen afgeven aan de cellen.
A
1 = grote 2 = koolstofdioxide
B
1 = kleine 2 = zuurstof
C
1 = kleine 2 = koolstofdioxide
D
1 = grote 2= zuurstof

Slide 10 - Quizvraag

Tine zegt dat de kleine bloedsomloop bloed naar de hersenen vervoert. André zegt dat als een bloedcel een keer de hele bloedsomloop doorloopt, het eenmaal door het hart komt
Wie heeft/hebben er gelijk?
A
Ze hebben beide gelijk
B
Ze hebben beide ongelijk
C
Alleen Tine heeft gelijk
D
Alleen André heeft gelijk

Slide 11 - Quizvraag

In welk bloedvat is het glucosegehalte het hoogst?
A
Longader
B
Longslagader
C
Poortader
D
Nierslagader

Slide 12 - Quizvraag

Welke stellingen zijn juist?
1) Tina zegt dat de kleine bloedsomloop het bloed naar de longen pompt. 2) Arend zegt dat in de organen koolstofdioxide wordt afgegeven aan het bloed
A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Beide stellingen
D
Geen van beide stellingen

Slide 13 - Quizvraag

Hoe zien de verschillende bloedvaten eruit?

Slagaders: dikke wand, meestal zuurstofrijk
 behalve de longslagader
Aders: dunne wand en kleppen, meestal 
zuurstofarm, behalve de longader
Haarvat: heel dunne wand met gaatjes, hier
vindt uitwisseling van stoffen plaats 

Slide 14 - Tekstslide

Welk type bloedvat heeft een hele sterke en elastische wand en geen kleppen?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 15 - Quizvraag

Welk bloedvat heeft gaatjes in de wand zodat uitwisseling van stoffen mogelijk is?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 16 - Quizvraag

In welk bloedvat is het zuurstofgehalte het hoogst?
A
Poortader
B
Nierslagader
C
Nierader
D
Onderste holle ader

Slide 17 - Quizvraag

Wat doet het hart en wat is bloeddruk?
Het hart pompt het bloed rond. 
Drie fases: Boezems pompen (boenk 1), Kamers pompen (boenk 2), Rust

Kleppen zorgen ervoor dat bloed 
niet terug kan stromen.

Bloeddruk is hoe hart het bloed
duwt tegen de wanden van de bloedvaten. Bovendruk als het hart pompt, onderdruk als het hart rust.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe heet nummer 10?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem

Slide 19 - Quizvraag

Sommige mensen hebben een gaatje tussen hun linker en rechterkamer. Zal er meer of minder zuurstofrijk bloed naar hun organen gaan?
A
Meer
B
Minder
C
Evenveel

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet nummer 2?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heet nummer 5?
A
Aorta
B
Longslagader
C
Longader
D
Bovenste holle ader

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer is de druk in de bloedvaten het laagst (onderdruk)?
A
Samentrekken kamers
B
Samentrekken boezems
C
Hartpauze

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk nakijken
Wat: Kijk je huiswerk na met het antwoordenboekje
Hoe: Alleen
Hoe lang: De rest van de les
Hulp: Vragen stellen als je iets niet snapt
Resultaat: Je weet wat je fout gedaan hebt

Slide 24 - Tekstslide