In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhalingsles 27
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Waarom zijn alinea’s belangrijk in een tekst?
Slide 8 - Open vraag
(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.) Wat is het verband tussen de alinea’s 5 en 6?
Slide 9 - Open vraag
Deze vraag hoort bij de vorige.
Aan welk signaalwoord kun je dit verband tussen alinea 5 en 6 zien?
Slide 10 - Open vraag
In de laatste zin van de alinea staat een signaalwoord. Schrijf het signaalwoord op.
Slide 11 - Open vraag
Wat is het doel van een inleiding?
Slide 12 - Open vraag
Wat voor soort inleiding heeft deze tekst?
A
Reden – de schrijver legt uit waarom hij deze tekst heeft geschreven.
B
Belangrijkste informatie – de belangrijkste informatie staat al in de inleiding.
C
Opbouw – de schrijver geeft aan wat voor informatie er in de tekst komt.
Slide 13 - Quizvraag
(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.) Om welke soort inleiding gaat het? Denk aan: reden, opbouw, belangrijke info, voorbeeld, menig, combinatie.
Slide 14 - Open vraag
(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.) Om welke soort inleiding gaat het? Denk aan: reden, opbouw, belangrijke info, voorbeeld, menig, combinatie.
Slide 15 - Open vraag
(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.) Om welke soort inleiding gaat het? Denk aan: reden, opbouw, belangrijke info, voorbeeld, menig, combinatie.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Noem één van de vijf dingen die een schrijver kan doen in het slot van een tekst.