Voorbereiding proefwerk les 27, 28, 40 en 41

Voorbereiding proefwerk les 27, 28, 40 en 41
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding proefwerk les 27, 28, 40 en 41

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
27: Doel van een alinea
28: Woordspeling en beeldspraak
40: Informatie verzamelen en samenvatten
41: Schrijven van een samenvatting

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?

Slide 14 - Open vraag

(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?

Slide 15 - Open vraag

(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Om welke soort inleiding gaat het?

Slide 16 - Open vraag

Wat voor soort inleiding heeft deze tekst?
A
Reden – de schrijver legt uit waarom hij deze tekst heeft geschreven.
B
Belangrijkste informatie – de belangrijkste informatie staat al in de inleiding.
C
Opbouw – de schrijver geeft aan wat voor informatie er in de tekst komt.
D
Voorbeeld – de schrijver maakt de lezer nieuwsgierig door een situatie te beschrijven.

Slide 17 - Quizvraag

In de laatste zin van alinea 2 staat een signaalwoord.
Schrijf het signaalwoord op.

Slide 18 - Open vraag

(Als je op de afbeelding klikt wordt deze groter.)
Wat is het verband tussen de alinea’s 5 en 6?

Slide 19 - Open vraag

Deze vraag hoort bij de vorige.

Aan welk signaalwoord kun je dit verband tussen alinea 5 en 6 zien?

Slide 20 - Open vraag

Wat voor soort afsluiting heeft deze tekst?
A
een samenvatting en een conclusie
B
een advies of waarschuwing
C
een toekomstverwachting
D
een vraag

Slide 21 - Quizvraag

Dit hoort nog bij de vorige vraag.
Leg uit waaraan je ziet om wat voor slot het gaat.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Welk woord in deze woordspeling heeft een dubbele betekenis?

'De gevangene luisterde geboeid naar de rechter'

Slide 32 - Open vraag

Welk woord in deze woordspeling heeft een dubbele betekenis?

'De honing had helaas een bijsmaak.'

Slide 33 - Open vraag

Waar zie je de beeldspraak in de volgende zin:

'Australië is net een Dierentuin'

Slide 34 - Open vraag

Waar zie je de beeldspraak in de volgende zin:

'Ik heb honger als een paard.'

Slide 35 - Open vraag

Wat is de grap in de volgende woordspelingen?

'De gevangene luisterde geboeid naar de rechter.'

Slide 36 - Open vraag

Wat betekent de beeldspraak in ze volgende zin

'Ik heb honger als een paard.'

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Lees de tekst.
(als je op de afbeelding klikt wordt die groter)

Verzin twee wh-vragen over de tekst

Slide 45 - Open vraag

Lees de tekst.
(als je op de afbeelding klikt wordt die groter)

Beantwoord je zelfbedachte vragen van de vorige opdracht.

Slide 46 - Open vraag

Lees de tekst.
(als je op de afbeelding klikt wordt die groter)

Zoek de hoofdzaken uit de tekst. Schrijf de belangrijke woorden en zinnen op.

Slide 47 - Open vraag

Aan het einde van een samenvatting schrijf je de belangrijkste boodschap
A
Waar
B
Niet waar

Slide 48 - Quizvraag

Al je kladversie af is, vergelijk je die met de oorspronkelijke tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 49 - Quizvraag

Pas als je tevreden bent, schrijf je de nette versie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 50 - Quizvraag