3T Kapitel 14 - Checkout

Kapitel 14
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kapitel 14

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van Kapitel 14
Aan de hand van de Leerdoelen van Kapitel 14 ga je een test maken.
    - Aan de hand van een tabel kan je van sterke Duitse werkwoorden een voltooid deelwoord maken.
    - In een Duitse zin kan jij het werkwoord Sein op de juiste manier in in de verleden tijd schrijven.
    - In een Duitse zin kan jij het werkwoord Haben op de juiste manier in in de verleden tijd schrijven.
    - Als ik het onderwerp of het lijdend voorwerp heb gevonden kan ik met de tabel het juiste woord opschrijven: ein, mein, kein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr.

                               Klik verder-->

    Slide 2 - Tekstslide

    Grammatik:
    Wiederholen Haben ein Sein
    Wiederholen 

    Haben ein Sein

    Slide 3 - Tekstslide

    Du _____ morgen in der Schule.(sein)
    (tegenwoordige tijd)

    Slide 4 - Open vraag

    Du _____ fünfzehn geworden.(sein)

    Slide 5 - Open vraag

    Ihr _____ die Freunde von Hamza und Mo, oder?(sein)

    Slide 6 - Open vraag

    Er_____in der Stadt gewesen.(sein)

    Slide 7 - Open vraag

    Wir ____ deine Freunde? Mike und Guido? (sein)

    Slide 8 - Open vraag

    Er____viele Geschenke bekommen von den Weihnachtsmann.(haben)

    Slide 9 - Open vraag

    Wir______ den Weihnachtsbaum geschmückt? (haben)

    Slide 10 - Open vraag

    Wann_____du Mathe?() Die dritte Stunde.(haben)

    Slide 11 - Open vraag

    Ich_____deutsch von Mike und Verenda?(haben)

    Slide 12 - Open vraag

    Grammatik:
    Leerdoel 1
    - In een Duitse zin kan jij het werkwoord Sein op de juiste manier in in de verleden tijd schrijven.


    Slide 13 - Tekstslide

    Du_____gestern in Berlin(was = verleden tijd)

    Slide 14 - Open vraag

    Ich____in den Ferien in Marokko.(was)

    Slide 15 - Open vraag

    Er____doch mit Lisanne in Deutschland?(was)

    Slide 16 - Open vraag

    Wir______vorige Woche in den Fabrik(waren)

    Slide 17 - Open vraag

    Der Auftrag______sehr schwierig(was)

    Slide 18 - Open vraag

    Wo______du gestern?(was)

    Slide 19 - Open vraag

    Mein Oma_____eine Polizistin.(was)

    Slide 20 - Open vraag

    Sein Bruder_____erst ein Kelner und danach Koch.(was)

    Slide 21 - Open vraag

    Grammatik:
    Leerdoel 2
    - In een Duitse zin kan jij het werkwoord Haben op de juiste manier in in de verleden tijd schrijven.

    Slide 22 - Tekstslide

    Ich_______früher viele Haustiere.(had = verledentijd)

    Slide 23 - Open vraag

    Wir_____vier Katzen und einen Kaninchen.(hadden)

    Slide 24 - Open vraag

    Du_____im Supermarkt kein Brot geholt.(had)

    Slide 25 - Open vraag

    Meine Mutter_______die Katze draußen gelassen.(had)

    Slide 26 - Open vraag

    Ihr_____wirklich im Fußballspiel.(hadden)

    Slide 27 - Open vraag

    Mein Opa______früher ein Bäckerei(had)

    Slide 28 - Open vraag

    Die Schauspieler_______keine Erfahrung.(hadden)

    Slide 29 - Open vraag

    Frau Elena______eine Sekretärin.(had)

    Slide 30 - Open vraag

    Grammatik:
    Leerdoel 3
    - Aan de hand van een tabel kan je van sterke Duitse werkwoorden een voltooid deelwoord maken.

    Slide 31 - Tekstslide

    Mike______die Schüler nicht gut_______(schrijf op: 'heeft geholpen')

    Slide 32 - Open vraag

    Daan____seinen Armband_____(heeft verloren)

    Slide 33 - Open vraag

    Heidi_______die Mäuse nicht________(heeft gevangen)

    Slide 34 - Open vraag

    Ich habe eine ZEHN!! Es_____ _____(is gelukt)

    Slide 35 - Open vraag

    Souraya_____nach Braziliën_____(is gevlogen)

    Slide 36 - Open vraag

    Der Jungen____die Koffer nach oben______(heeft gedragen).

    Slide 37 - Open vraag

    Mimi____die Tür____(heeft gesloten)

    Slide 38 - Open vraag

    Was_____mit Stach_______?(is gebeurd)

    Slide 39 - Open vraag

    Er_____4 Meter weit_____(is gesprongen)

    Slide 40 - Open vraag

    Ikram____die Tür____(heeft gesloten)

    Slide 41 - Open vraag

    Grammatik:
    Leerdoel 4
    - Als ik het onderwerp of het lijdend voorwerp heb gevonden kan ik met de tabel het juiste woord opschrijven: ein, mein, kein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr.

    Slide 42 - Tekstslide

    meine, meinen, mein.
    Sie spielt____Spiel(o).

    Slide 43 - Open vraag

    meine, meinen, mein.
    Ich kenne_____Lehrer(m) nicht.

    Slide 44 - Open vraag

    seine, seinen, sein.
    Marieke hat____Skihelm(m) gekauft

    Slide 45 - Open vraag

    eine, einen, ein.
    Ich kann_____Hund(m) nicht sehen!!!

    Slide 46 - Open vraag

    deinen, deine, dein
    Anna kauft_____Baum(m)

    Slide 47 - Open vraag

    eine, ein, einen
    ____Sonne(v) scheint heute nicht.

    Slide 48 - Open vraag

    Ihren, Ihre, Ihre
    ____Mann(m) kann gut Skifahren.

    Slide 49 - Open vraag

    unseren, unsere, unser
    ____Frau(v) sieht das Mädchen(o)

    Slide 50 - Open vraag

    Netjes!
    Ga nu naar je docent en teken af!
    Let op! De toets is moeilijker. Deze test laat zien of jij je opgaven goed begrepen hebt!!

    Slide 51 - Tekstslide