Als er meerdere werkwoorden zijn, staat het koppelwerkwoord achter in de zin. De andere werkwoorden zijn hulpwerkwoord.
Slide 10 - Tekstslide
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon of ding aan.
Bijvoorbeeld: ik ben verliefd, ze zijn erg mooi
Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnm) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Bijvoorbeeld: mijn jas, onze fietsen, haar bekendste liedje
Slide 11 - Tekstslide
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Slide 12 - Tekstslide
Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw) duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt.
Er was iemand aan de telefoon die jou iets wilde vragen.
Men vraagt zich af of die paddenstoelen wel gezond zijn.
Weten jullie voor welke artiest iedereen hier in de rij staat?
Slide 13 - Tekstslide
Onbepaald voornaamwoord
Drie lastige gevallen:
Het woord je is een onbepaald voornaamwoord als het men betekent: - Zulke goedkopen schaatsen kan je maar beter niet kopen.
Het woord wat is een onbepaald voornaamwoord als het iets betekent: - Heb je nog wat gekocht bij de Primark?
Het woord het is een onbepaald voornaamwoord als het niet naar iets verwijst, maar tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft: - Het is vier uur en buiten is het guur.
Slide 14 - Tekstslide
Onbepaald voornaamwoord
Slide 15 - Tekstslide
Werken aan de opdracht
Wat? Maak het werkblad dat je van mij krijgt.
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les. Het is huiswerk voor 04/10.
Vragen? Lees nog goed de theorie door.
Klaar? Werk verder aan ander huiswerk of lees uit je leesboek.
Slide 16 - Tekstslide
Huiswerk
Voor volgende week dinsdag (04/10) moet het werkblad af zijn.