Taal thema 4 groep 7

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Oefenen voor taal

Wie dragen een keppeltje?

Wat doe je bij een verkiezing?

Wat zijn ledematen?

1. spieren
2. benen
3. haar
4. nagel

Wat doet een astronoom?

1. Hij onderzoekt dingen in de ruimte
2. Hij kijkt televisie
3. Hij voetbalt in de tuin
4. Hij onderzoekt iets in het laboratorium

Wat betekent van de ene op de andere dag?

Met welke vraag vind je het lijdend voorwerp?

Gezegde en lijdend voorwerp

Schrijf in de volgende vragen het gezegde en het lijdend voorwerp op!

De pollepel slaat zomaar een vork.

Ik snap het verhaal niet.

De cowboy zag het arme beest.

Bepalingen

Geef aan of het tijd (t) of plaats (p) is. Schrijf de bepaling op.

Ineens hoorde hij een schreeuw.

Joe hing rond bij een rodeo.

Daarna begint Joe te grijnzen.

Zelfstandige- en hulpwerkwoorden

Staat in een zin één werkwoord, dan is het een zelfstandig werkwoord. 

Staan in een zin meer werkwoorden, dan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord.

Schrijf het gezegde en het hulpwerkwoord.
zin: Ik zag alleen nog maar haar.

In een lied van de minstreel werd ik bespot.

Tekst

Ik heb nog nachtenlang van het kasteel gedroomd.