blok 4 opdracht 6

Lees eerst het gedicht 'Het punt is dit' op bladzijde 167 uit je boek. Waar gaat dit gedicht over?
A
Een kat aaien
B
Rood meisjeshaar
C
Moedig zijn
D
Zusjes
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lees eerst het gedicht 'Het punt is dit' op bladzijde 167 uit je boek. Waar gaat dit gedicht over?
A
Een kat aaien
B
Rood meisjeshaar
C
Moedig zijn
D
Zusjes

Slide 1 - Quizvraag

1. Wijs in het gedicht een voorbeeld van binnenrijm aan.

Slide 2 - Open vraag

2. Wijs in het gedicht een voorbeeld van eindrijm aan.

Slide 3 - Open vraag

Antwoord op vraag 2
Regel 3-4: wat en gat
Regel 12-14: knallen, voetballen, aangevallen

Slide 4 - Tekstslide

3. Regel 3 en 4: wat en gat. Waar is dit een voorbeeld van?
A
Gepaard rijm
B
Gekruist rijm
C
Omarmend rijm
D
Binnenrijm

Slide 5 - Quizvraag

4. Wijs in het gedicht een voorbeeld van medeklinkerrijm aan.

Slide 6 - Open vraag

Antwoorden vraag 4
Regel 8 en 9: Gevaar - geen - geen - geen etc. 
Regel 9: Lijf - leven
Regel 11: vet -vind

Slide 7 - Tekstslide

5. Wat is het probleem van de ik-persoon?

Slide 8 - Open vraag

Antwoord op vraag 5:
Hij is niet moedig. 

Slide 9 - Tekstslide

6. Welke stijlfiguur gebruikt de schrijver in regel 2?
A
Opsomming
B
Herhaling
C
Tegenstelling
D
Ironie

Slide 10 - Quizvraag

7. Welke twee andere stijlfiguren combineert de dichter in regel 8 en 9?

Slide 11 - Open vraag

Antwoord op vraag 7
Herhaling en opsomming

Slide 12 - Tekstslide

Vragen
Wat is dus het verschil tussen een eindrijm en een binnenrijm?

Wat is een rijmschema?

Wat is het verschil tussen een klinkerrijm en een medeklinkerrijm?

Slide 13 - Tekstslide