Herhaling T2

Thema 2 Voeding en vertering
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 2 Voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

Voedingsmiddelen 
Voedingsmiddelen zijn alle producten die je eet of drinkt.

  • Plantaardige producten


  • Dierlijke producten


afkomstig van (delen van) planten.
Bijvoorbeeld: groente en fruit
afkomstig van (delen van) dieren of producten van dieren.
Bijvoorbeeld: vlees, melk, eieren en vis

Slide 2 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten: 
  • Voedingsstoffen = bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen. 
  • Voedingsvezels = alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel


Slide 3 - Tekstslide

Functies van voedingsstoffen 
  • Bouwstoffen zijn nodig voor groei en ontwikkeling.
  • Brandstoffen leveren energie.
  • Reservestoffen worden opgeslagen in bepaalde delen van je lichaam. 
  • Beschermende stoffen beschermen het lichaam. 

Slide 4 - Tekstslide

Voedingsvezels 
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren. 
  • zorgen voor een verzadigd (vol) gevoel
  • nodig voor een goede darmwerking. 

Slide 5 - Tekstslide

Eiwitten
Belangrijke bouwstof
  • Vorming van nieuwe cellen
  • Opbouw van spieren

Te veel eiwitten > brandstof of omzetten in reservestof

Slide 6 - Tekstslide

Koolhydraten
Belangrijke brandstof
  • Suikers, zetmeel en glycogeen

Te veel koolhydraten > omgezet in vet (reservestof) 
Kan ook dienen als bouwstof

Slide 7 - Tekstslide

Vetten
Dient vooral als brandstof
Ook bouwstof en reservestof

Te veel vet wordt opgeslagen onder de huid. 

Slide 8 - Tekstslide

Water
Lichaam 60% water
  • belangrijke bouwstof

Nodig voor vervoer van stoffen in het lichaam

Slide 9 - Tekstslide

Mineralen
Worden ook wel zouten genoemd

  • Calcium, natrium, magnesium en ijzer.
  • Bouwstof en beschermende stof

Slide 10 - Tekstslide

Vitaminen
Bouwstof en beschermende stof
  • Te weinig vitaminen > ziek


Slide 11 - Tekstslide

Niet verteren (direct opname bloed)
Glucose, Mineralen, Water, Vitaminen
Wel verteren
Vetten, Eiwitten, Koolhydraten

Slide 12 - Tekstslide

Verteren
Verteren = het afbreken van van grote voedingstoffen tot kleinere (verteringsproducten)
  • verteringsproducten kunnen wel door de darmwand heen 

  1. voedsel in kleine stukjes verdelen (kauwen)
  2. voedingsstoffen afbreken met verteringssappen 

Slide 13 - Tekstslide

Tanden en kiezen
Snijtanden (8) en hoektanden (4) zijn voor het afbijten van stukken van je voedsel
  • Hoektanden zijn iets puntiger dan snijtanden

Kiezen (16) malen het voedsel fijn
  • Kiezen hebben een knobbelige bovenkant



Slide 14 - Tekstslide

Verteringsappen 
Functie van verteringssappen:
  • bevatten enzymen: zorgt ervoor dat verteringsstoffen sneller worden afgebroken

Verteringsklieren:
  1.  Speekselklieren (mondholte)         
  2.  Maagsapklieren (maagwand)       
  3.  Lever
  4.  Alvleesklier 
  5. Darmsapklieren (dunne darm)


Slide 15 - Tekstslide

Darmperistaltiek
Schema darmperistaltiek
  1. Lengtespieren ontspannen; kringspieren trekken samen.
  2. Darmkanaal wordt nauwer en duwt voedsel vooruit.
  3. Lengtespieren trekken samen; kringspieren ontspannen.
In de wand van het darmkanaal zitten spieren, deze zorgen ervoor dat voedsel door darmkanaal vooruit gaat, van mond tot kont met peristaltische bewegingen

Slide 16 - Tekstslide

Mondholte, keelholte en slokdarm
De vertering van voedsel begint in je mondholte
  • gebit -> kauwen
  • speekselklieren -> speeksel

Door te slikken komt voedsel via de keelholte terecht in de slokdarm


Slide 17 - Tekstslide

  • Neusholte wordt afgesloten met de huig
  • Luchtpijp wordt afgesloten met het strotklepje

Slide 18 - Tekstslide

Maag
Door de peristaltiek van de slokdarm wordt voedsel naar de maag geduwd

Maag kneed voedsel met maagsap
Het voedsel blijft een paar uur in de maag
  • zoutzuur doodt bacteriën 

Slide 19 - Tekstslide

De maagportier laat kleine hoeveelheden voedsel door naar de twaalfvingerige darm

Slide 20 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier
Twaalfvingerige darm = eerste deel van de dunne darm 
  • gal (aangemaakt in de lever) verdeelt grote vetdruppels in kleinere = emulgeren
  • alvleessap -> vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten

Slide 21 - Tekstslide

Dunne darm
Opname van voedingsstoffen en verteringsproducten in het bloed via de darmwand
  • Darmplooien en darmvlokken vergroten de oppervlak -> opname van stoffen gaat sneller

Slide 22 - Tekstslide

Dikke darm en endeldarm
Onverteerde voedselresten komen vanuit de dunne darm terecht in de dikke darm
  • voedselbrij wordt ingedikt
  • tijdelijke opslag in de endeldarm
  • ontlasting verlaat het lichaam via de anus 

Slide 23 - Tekstslide

B5 - Gezonde voeding
Groen: vitaminen
Geel: vetten 
Roze: eiwitten 
Oranje: koolhydraten
Blauw: water 

Slide 24 - Tekstslide

Voedingsmiddelen en energie
Bijna alle voedingsmiddelen bevatten energie.

Een                               bevat meer energie dan een 

De hoeveelheid energie wordt aangegeven in de kCal

Slide 25 - Tekstslide

Energiebehoefte is afhankelijk van inspanning, grootte van de persoon, leeftijd en geslacht

Slide 26 - Tekstslide