16 mai 2023

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bonjour!
Comment ça va?

Ça va très bien!

Ça va, ça va...

Bof, ça va

Ça ne vas pas bien

Planning et buts

Planning:

1.  We doen wat korte vocabulaire spelletjes in Lesson Up
2. We verdelen de klas in: '' les bleus'', '' les oranges'', '' les blancs''
3. We maken de bijhorende opdracht bij de juiste groep
4. We herhalen samen kort wat grammatica en doen eventueel nog twee spelletjes.
   

Buts:

Aan het eind van deze les....

1. Weet je hoe je de passé composé maakt
2. Kun je iemand beschrijven

Sleep het woordje naar het juiste plaatje

l'anglais

les élèves

le français

la cantine

le prof

la gym

la biologie

l'histoire

le dessin

la géographie

Sleep het woordje naar de juiste vertaling

het voorgerecht

de melk

het toetje

de boodschappen

de kaas

de markt

de koffie

het ijsje

het zwembad

het strand

l'entrée

la glace

le marché

la piscine

le dessert

le lait

le fromage

les courses

le café

la plage

Vocabulaire

Pak je schrift, ga naar de eerst volgende lege bladzijde en schrijf de vertalingen van de woorden op die je docent noemt.

Dictee

Écoute et écris les phrases.

Sleep het woordje naar het juiste plaatje

les cheveux

bleu

marron

les yeux

noir

les lunettes

Écoute le dialogue. On parle de quels sujets? Choisis les bons sujets.  Exercice 5a, p.12

Sleep welke onderwerpen je wel hoort naar het vinkje en die je niet hoort naar het kruisje

l'amour

les cadeaux

la famille

l'école

les vacances

le fête

Wat gaan we nu doen?

We maken samen kort opdracht 5bc (blz.12-13)

Les bleus

Maroua

Eva

Steyn

Giel

Guusje

Jonna

Querine

Khadija

Les oranges

Sibby    Fiene   Rosalin

Lara       Huub   Norah

Roan     Safae  

Fiona    Pablo

Ben       Bart

Max       Sterre

Les blancs

Lizanne      Jari

Jeroen        Menne

Camiel

Eszter

Jip

Malina

1A

Les bleus

Nikki  Constantijn

Ole      Neeltje

Sven    Liv

Ben    

Fenne

Ilse

Les oranges

Assia     Willem   Phine

Kaat       Oumnia  Nobe

Pablo     Yuna    Madelief

Pieter     Denisa   Sara

Reijn       Sacha     Eline

Sev          Anoek

Les blancs

Teije

Valentijn

Ise

1B

Les bleus

Cato  Moud

Floor  Rosa

Nora   Bram

Leah   Moos

Hugo  Linn

Les oranges

Pien     Roos   Mikkie

Arlette  Lina   Aixia

Marit     Jelle

Julius    Jonah

Romar  Misha

Les blancs

Yassine   Willem

Sam         Yassir

Warre      Wouter

Lieze

Phara

1C

Les bleus

Isis     Lena

Sara   Zep

Kiki    Floor

Khadija

Rana    Hein

Les oranges

Nisrine     Dana 

Hajar        Timo

Wisse       Dijn

Sumaiyah

Sebe

Suzanne

Les blancs

Naoufal     Thijs    Tygo

Milo            Ruth  

Casper       Ruben

Ise               Lies

Koen          Tom

Justus        Leonore

1D

Les bleus

Viggo

Sofia Tachafine

Louise

Fileine

Luna

Marie

Les oranges

Silma    Yesse    Ismael 

Eva        Nova     Altan

Nynke   Ime       Annemijn 

Daoud   Maxime   Avika

Lara        Isabelle   Samuel

Ture        Yinte  Sofia Tagmant

Dasha    

Les blancs

Bilal

Bram

Abdellah

Amin

Caner

Kerem

1F

Les bleus

Ga aan de slag met:

6b (p.14)

16a,16b,16c,16d (p.22)
17c,17d (p.23)

Ben je klaar?

Maak dan nog 18a, 18b (p.25)

Les oranges

Maak opdrachten:

6b,7a en 7b (p.14-15)

16a,16b (p.22)

Ben je klaar?

Maak dan nog 9a, 10abcd (p.16-18)

Les blancs

Jullie maken samen

Opdrachten:

6a,6b,6c,7a & 7b (p.14-15)

Jullie krijgen uitleg van mij als jullie gezamenlijk klaar zijn over de passé composé (p.23)

Passé Composé

Passé composé met avoir

- Hoe maak je de passé composé

- vervoeging van avoir

- voltooid deelwoord maken door -er van het hele werkwoord eraf te halen en een é aan toe te voegen.

Avoir

J' ....    (avoir)

Tu .... (avoir)

Il/elle/on ...  (avoir)

Nous ..... (avoir)

Vous ......  (avoir)

Ils/elles ....  (avoir)

Avoir

= hebben

j'ai	ik heb
tu as	jij hebt
il/elle a	hij/zij heeft
on a	men heeft/ we hebben
nous avons	wij hebben
vous avez	jullie hebben/ u heeft
ils/elles ont	zij hebben

Le passé composé

J' ....   ...... (danser)

Tu .... ....... (danser)

Il/elle/on ... ...... (danser)

Nous ..... ....... (danser)

Vous ...... ...... (danser)

Ils/elles .... ...... (danser)

Passé composé

J' (ik)	ai	dans é
Tu (jij)	as	dans é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é
nous (wij)	avons	dans é
Vous (jullie/u)	avez	dans é
Ils/elles (zij)	ont	dans é

Ik heb gedanst.

Verleden tijd: passé composé 

wordwall.net

wordwall.net

Devoirs

Apprendre:
Chapitre 5: Entre amis (Werkboek B)

Vocabulaire A  + B  (p.40)

Werkwoord 'avoir' in de tegenwoordige tijd

Grammaire D: passé composé (p.43)

Faire:

Zie volgende dia voor jouw opgegeven werk in deze les (je maakt alleen de opdrachten bij jouw kleur).
Neem werkboek A en B mee dan kunnen we herhalingsopdrachten maken

Les bleus

Ga aan de slag met:

6b (p.14)

16a,16b,16c,16d (p.22)
17c,17d (p.23)

Ben je klaar?

Maak dan nog 18a, 18b (p.25)

Les oranges

Maak opdrachten:

6b,7a en 7b (p.14-15)

16a,16b (p.22)

Ben je klaar?

Maak dan nog 9a, 10abcd (p.16-18)

Les blancs

Jullie maken samen

Opdrachten:

6a,6b,6c,7a & 7b (p.14-15)

Jullie krijgen uitleg van mij als jullie gezamenlijk klaar zijn over de passé composé (p.23)

Ik vond deze les....

😒🙁😐🙂😃