DV/PARA formuleren en stijl 2.1

2.1 Incongruentie: enkelvoud of meervoud?
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOMiddelbare schoolLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.1 Incongruentie: enkelvoud of meervoud?

Slide 1 - Tekstslide

Incongruentie
- In het woordenboek: Incongruentie is het feit dat dingen niet goed bij elkaar passen. 
- In de taal: Het onderwerp en de persoonsvorm moeten dezelfde vorm hebben (enkelvoud of meervoud).
- Staat het onderwerp in het meervoud, dan moet de persoonsvorm ook in het meervoud staan -> Congruent.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?

Slide 3 - Open vraag

Frank vroeg aan Sam wat voor een paard het was.
Wat is de persoonsvorm?
A
Frank
B
paard
C
het
D
vroeg

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in de tekst?

Slide 5 - Open vraag

Charlie gaat met de hond wandelen.

Wat is het onderwerp?
A
de hond
B
Charlie
C
wandelen
D
gaat

Slide 6 - Quizvraag

Voorbeeld
1. Een groot aantal mensen zijn naar de bijeenkomst gekomen.
2. Een groot aantal mensen zijn  is naar de bijeenkomst gekomen.

Een groot aantal = enkelvoud, GEEN meervoud

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
1. De minister verwacht dat het aantal geslaagde studenten de komende jaren zullen toenemen.
2. De minister verwacht dat het aantal geslaagde studenten de komende jaren zullen toenemen.
3. De minister verwacht dat het aantal geslaagde studenten de komende jaren zal toenemen.

Slide 8 - Tekstslide

LET OP!
Let vooral op bij woorden als: Het aantal, de groep, het publiek etc. 

Deze woorden drukken een meervoud uit, maar zijn enkelvoud!


Slide 9 - Tekstslide

Een zwerm bijen ......... de jongen.
A
achtervolgen
B
achtervolgt

Slide 10 - Quizvraag

Een groep kinderen ...... de boel op zijn kop.
A
Zetten
B
Zette

Slide 11 - Quizvraag

Het clubje studenten ........ nog lang niet uitgepraat.
A
Was
B
Waren

Slide 12 - Quizvraag

De groepen jongeren ........ ruzie aan het maken.
A
Waren
B
Was

Slide 13 - Quizvraag

De jeugd in Amsterdam ..... een gebrek aan hangplekken.
A
Hebben
B
Heeft

Slide 14 - Quizvraag

Maar twintig procent van de aanwezigen ....... het gezien.
A
Hebben
B
Heeft

Slide 15 - Quizvraag

De kudde schapen ...... komende zomer op 3 plekken neergezet.
A
Wordt
B
Worden

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk 
Niveau 3: Opdracht 1, 3 en extra opdracht 1
Niveau 4: Opdracht 1, 2, 4 en extra opdracht 2

Slide 17 - Tekstslide