Zinsdelen + voorzetselvoorwerp

Doorgeven
  • Zoek op:  
  1. persoonsvorm
  2. onderwerp
  3. ww gezegde
  4. lijdend voorwerp
timer
2:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Doorgeven
  • Zoek op:  
  1. persoonsvorm
  2. onderwerp
  3. ww gezegde
  4. lijdend voorwerp
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm vind je door het volgende te doen:
  1. Verander de tijd in de zin (tegenwoordig of verleden). Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
  2. Verander de personen in de zin (enkelvoud of meervoud). Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
  3. Bij een enkelvoudige zin (zin met maar 1 persoonsvorm), kun je ook een vraagzin maken. De persoonsvorm komt dan voorop te staan  

Slide 2 - Tekstslide

Het onderwerp vind je door te vragen:


wie of wat + persoonsvorm

dus je zoekt eerst de persoonsvorm en dan pas het onderwerp

Slide 3 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin.
Ook de persoonsvorm hoort bij het werkwoordelijk gezegde.

Voorbeeld: Ik ben naar huis gelopen. 

Slide 4 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdeelproef
  1. Bepaal de persoonsvorm.
  2. Zet een streep onder de persoonsvorm.
  3. Kijk welke zinsdelen voor de persoonsvorm kunnen staan.
  4. Zet zinsdeelstrepen.
  5. Bepaal hoeveel zinsdelen in de zin staan. 

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend Voorwerp
  • Wie / wat + gezegde+ onderwerp
  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
  • Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

 1. Welke uitspraak is waar?

A Bij een voorzetselvoorwerp wordt het voorzetsel 
letterlijk gebruikt.
B Een voorzetselvoorwerp geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, welke en wat voor.
C Een voorzetselvoorwerp komt alleen voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel

Slide 10 - Tekstslide


2 Van moord met voorbedachten rade heeft de jury de verdachte ondanks de vele aanwijzingen vrijgesproken.

 
ow = […]
wg. = […]

Slide 11 - Tekstslide

3 Bij aardrijkskunde moesten we deze week een verslag over het ontstaan van tsunami’s schrijven.

ow = […]
wg. = […]

Slide 12 - Tekstslide

5 Welke zin bevat een voorzetselvoorwerp?

A Bewoners uit Hoofddorp klagen over geluidsoverlast van laagvliegende vliegtuigen.
B Elke ochtend selecteert de redactie van Metro de meest opmerkelijke nieuwtjes.
C Mijn oma had haar gouden sieraden in de kluis gelegd.
D Slechts vier op de tien jonge kinderen eet voldoende groente en fruit.

Slide 13 - Tekstslide

Noteer het voorzetselvoorwerp (vv).
6 De nieuwe directeur zal ongetwijfeld veel waarde hechten aan uw inzet voor het bedrijf.
vv […]
7 In de uitslag van het schaaktoernooi hadden veel deelnemers zich vergist.
vv […]
8 Waarom zouden pubermeisjes toch dwepen met die zelfingenomen acteur?
vv […]

Slide 14 - Tekstslide

5 Welke zin bevat een voorzetselvoorwerp?

A Bewoners uit Hoofddorp klagen over geluidsoverlast van laagvliegende vliegtuigen.
B Elke ochtend selecteert de redactie van Metro de meest opmerkelijke nieuwtjes.
C Mijn oma had haar gouden sieraden in de kluis gelegd.
D Slechts vier op de tien jonge kinderen eet voldoende groente en fruit.

Slide 15 - Tekstslide

9 Deze man heeft zijn zoons vermoedelijk herhaaldelijk aangezet tot geweldpleging.
pv = […]
ow = […]
wg = […]
lv = […]
mv = […]
vv = […]
bwb = […]  
bwb = […]

Slide 16 - Tekstslide