Herhalingsles 1 Politiek

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welk kenmerk van onze democratie wordt aangetast als rechters niet langer onafhankelijk zijn?
A
De politieke macht ligt namens de burgers bij het parlement
B
Er is een machtenscheiding.
C
Er zijn grondrechten.
D
Er is vrij en geheim kiesrecht.

Slide 11 - Quizvraag

In de Nederlandse democratie:
A
beslist het volk in een referendum over belangrijke onderwerpen
B
kiest de bevolking vertegenwoordigers die de besluiten nemen
C
mogen inwoners over iedere nieuwe wet stemmen
D
nemen ambtenaren de belangrijkste beslissingen

Slide 12 - Quizvraag

Passief kiesrecht betekent dat:
A
politici over wetten stemmen.
B
maar weinig mensen gaan stemmen
C
je bij verkiezingen mag gaan stemmen.
D
mensen bij verkiezingen op jou kunnen stemmen

Slide 13 - Quizvraag

Actief kiesrecht betekent dat iemand:
A
zich verkiesbaar stelt bij verkiezingen
B
een politieke partij mag oprichten
C
de standpunten van politieke partijen goed kent
D
bij verkiezingen mag stemmen.

Slide 14 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In Nederland hebben we geen vrije verkiezingen.
2. Bij geheime verkiezingen mag je aan niemand vertellen op wie je hebt gestemd.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 15 - Quizvraag

Welke zinnen zijn juist?
Linkse partijen:
1. vinden dat mensen altijd voor zichzelf moeten zorgen.
2. willen lagere uitkeringen voor mensen zonder werk.
3. vinden dat de regering moet opkomen voor zwakkeren in de samenleving.
4. willen een actieve overheid.

A
1 en 2 zijn juist
B
1 en 3 zijn juist
C
3 en 4 zijn juist.
D
2 en 4 zijn juist.

Slide 16 - Quizvraag

Een rechtse politieke partij wil zo veel mogelijk …………………. voor de burgers.
Welk woord of welke woorden kun je hier het beste invullen?
A
eigen verantwoordelijkheid.
B
regels
C
een actieve overheid
D
uitkeringen

Slide 17 - Quizvraag

Hogere belastingen voor topinkomens zorgen voor meer gelijkheid in de samenleving.
Deze uitspraak hoort vooral bij:
A
links.
B
rechts.
C
midden.
D
zowel links als rechts.

Slide 18 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. In Nederland bestaat de regering meestal uit één partij.
2. In Nederland moeten de partijen die de regering vormen rekening houden met elkaars standpunten
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 19 - Quizvraag

In welke politieke stroming zijn economische en persoonlijke vrijheid het belangrijkst?
A
De christen-democratie
B
De sociaal-democratie
C
Het liberalisme
D
Alle stromingen

Slide 20 - Quizvraag

Nederland noem je een parlementaire democratie omdat:
A
er vrije verkiezingen zijn.
B
ons land een grondwet heeft.
C
er geheime verkiezingen zijn
D
het parlement de macht heeft

Slide 21 - Quizvraag

Welke macht wordt door de trias politica in drie delen verdeeld?
A
De economische macht
B
De macht van de rechters
C
De macht van de overheid
D
De macht van de burgers

Slide 22 - Quizvraag

Het doel van de trias politica is om:
A
de overheid geen macht te geven.
B
het volk alle macht te geven.
C
de macht van de overheid te verdelen.
D
de rechten en plichten van burgers vast te leggen.

Slide 23 - Quizvraag

Wie voeren de wetten uit volgens de trias politica?
A
De ministers
B
De rechters
C
Het parlement
D
De burgers

Slide 24 - Quizvraag

Wie beslissen uiteindelijk over alle wetsvoorstellen volgens de trias politica?
A
De ministers
B
De rechters
C
Het parlement
D
De burgers

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geen belangrijk kenmerk van de Nederlandse democratie?
A
De macht is verdeeld.
B
De minister-president regeert.
C
Er is een grondwet.
D
Het parlement heeft de hoogste macht.

Slide 26 - Quizvraag