les 20 goden op bezoek

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Link

Quizlet 4a+b

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke letters (uitgang) kun je de infinitivus in het Latijn herkennen?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanvullingsinfinitivus: voorbeelden
nusquam dei .... possunt (nergens kunnen de goden): zin is niet compleet, heeft aanvulling nodig)
nusquam dei dormire possunt (nergens kunnen de goden slapen): zin is compleet door aanvulling met infinitivus

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanvullingsinfinitivus
  • bij dezelfde werkwoorden als in het Nederlands (bv kunnen, moeten willen
  • zelfde functie als het lijdend voorwerp, behoort tot de kern van de zin
  • kan eigen aanvullingen hebben (bv. een aanvullend lijdend voorwerp
  •  

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoort een aanvullingsinfinitivus wel of niet bij de kern van de zin?
A
wel
B
niet
C
soms

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitleg directe rede
Philemon dicit:'Qui estis?' (Philemon zegt:'Wie zijn jullie?')
  1. directe rede herken je aan aanhalingstekens
  2. het zijn de letterlijke woorden van wat iemand zegt
  3. in de directe rede spreken mensen elkaar aan
  4. meestal in de ik, jij, wij, jullievorm

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waaraan herken je de directe rede?
A
+
B
?
C
'
D
*

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke persoonsvorm past goed bij de directe rede?
A
hij-vorm
B
zij-vorm
C
hele werkwoord
D
wij-vorm

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe stellen Philemon & Baucis zich op richting de gasten / goden?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe stellen de andere mensen zich op richting de gasten / goden?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor gevolgen heeft de houding van de andere mensen?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk natuurverschijnsel wordt met dit verhaal uitgelegd?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk soort werkwoorden kan je in het Latijn een aanvullingsinfinitivus verwachten?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

welke vier persoonsvormen komen het meest voor in de directe rede?
A
ik-jij-wij-jullie
B
ik-jij-hij/zij/het
C
hij/zij/het/zij (mv)
D
wij-jullie-zij

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies