Grammatica - Onderwerp, persoonsvorm, zinsdelen

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma B6 Nederlands
1. Kort herhalen uitleg Grammatica zinsdelen (5 min) + uitleg zinsdeelproef 
2.Werken uit het boek: 
- maken opdracht 1 t/m 3 van H1 Grammatica zinsdelen
- maken opdracht 1 t/m 3 van H2 Grammatica zinsdelen
3. Kort verhaal Escaperoom uitlezen



Slide 2 - Tekstslide

Programma B5 Nederlands
1. Uitleg grammatica zinsdelen - persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp.
2. Werken aan opdrachten: 
- Maken opdr. 1 t/m 3 H1 grammatica zinsdelen -> bespreken
- Maken opdr. 1 t/m 3 H2 grammatica zinsdelen -> bespreken
3. Kort verhaal Escaperoom verder lezen




Slide 3 - Tekstslide

Programma B1 Nederlands
1. Uitleg grammatica zinsdelen - persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp.
2. Werken aan opdrachten: 
- Maken opdr. 1 t/m 3 H1 grammatica zinsdelen -> bespreken
- Maken opdr. 1 t/m 3 H2  grammatica zinsdelen -> bespreken
3. Kort verhaal Escaperoom verder lezen




Slide 4 - Tekstslide

Voorleeswedstrijd brugklassen
Read2me
Voorleeswedstrijd
Iedereen moet voorgelezen hebben 
De beste gaan door 
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Read2me: wat houdt het in?

  • We doen mee met de wedstrijd Read2me: per klas één winnaar en die strijdt om de eerste plaats van HLW eerste leerjaar
  • Iedereen heeft minimaal één keer voorgelezen
  • Je krijgt een cijfer dat 1x meetelt.
  • Je wordt beoordeeld op bijvoorbeeld volume van je stem, tempo van voorlezen, vloeiendheid en aankijken publiek

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen met voorlezen en feedback geven.
Kies een fragment uit je boek dat geschikt is om voor te lezen.



Geef elke voorlezer een tip en een top

Slide 7 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN

Slide 8 - Tekstslide

Welke zinsdelen zijn er allemaal?
Denk bijvoorbeeld aan iets/iemand die iets doet.

Slide 9 - Woordweb

Jeugdjournaal
Is er een bepaalde volgorde?
Zijn er bepaalde standaardzinnen?
Ideeën voor een eerste zin en voor een laatste zin?

Slide 10 - Tekstslide

Voorbereiden nieuwsbericht
Zie portfolio-opdracht op blz. 60 uit het boek. 
+ extra:
Je hebt allemaal een blaadje gehad met daarop één woord van de nieuwe woordenschat van hoofdstuk 2 (uit opdr. 5) en ook één uitdrukking (uit opdr. 3) die je moest leren. Gebruik de uitdrukking én het woord in elk geval één keer op de juiste manier in het nieuwsitem. De betekenis van het woord moet passen in het nieuwsitem. 
 
Tip: Kies een gebeurtenis die jullie interesseert. Het kan gaan over een gebeurtenis in de sport, natuur, film- en televisiewereld, een land ver weg, of juist iets in Amsterdam of zelfs in de school.  
 
Je mag ook zelf een gebeurtenis bedenken, het hoeft niet echt gebeurd te zijn! Als je maar wel de 5W+H-vragen beantwoordt. 
 
Volg verder de stappen op blz. 60 in het boek. 

Slide 11 - Tekstslide

Ayoub                     Shona             Kimberly 
Romayssae          Maryam         Mohamed 
Eylem                      Emirhan          Esad 
Marouane              Reda               Zeynep 
 
Anass                     Raouan        Meryem 
Ziyaad                   Ensar             Omar 
Basma                   Omed           Salma L. 
Salma A.               Safae 

Slide 12 - Tekstslide


Grammatica - zinsdelen

Slide 13 - Tekstslide

Je kunt een zin in stukken knippen.
Groepjes woorden horen soms bij elkaar.
Dat zijn de zinsdelen.

Slide 14 - Tekstslide

Je kunt een zin in stukken knippen.
Groepjes woorden horen soms bij elkaar.
Zinsdelen

Slide 15 - Tekstslide

(Zinsdelen zijn een soort legoblokjes waarmee je de zin opbouwt.)
Bijvoorbeeld: iets/iemand die iets doet = onderwerp
Elke zin betekent iets.
Elk zinsdeel heeft een eigen functie in het geven van die betekenis. 

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden (stap 1)
  • Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen (stap 2)
  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden (stap 3)
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden (stap 4)

Slide 17 - Tekstslide

Elke zin gaat ergens over. Vaak over iets dat er gebeurt of gebeurd is. En over iets/iemand die iets doet.

Slide 18 - Tekstslide

De tweekoppige slang probeert water te drinken.
Social humanoid Sophia kijkt 

Slide 19 - Tekstslide

Het hongerige hondje probeert de pizza te stelen.
De geniale student kan de ingewikkelde som berekenen.
Andere gebeurtenissen 

Slide 20 - Tekstslide

De kern van de zin
Gezegde (inclusief persoonsvorm): Er  gebeurt iets of er 'is' iets  
Onderwerp:  Iemand/iets doet of is dat 

De tweekoppige slang probeert (water) te drinken.
Het hongerige hondje probeert (pizza) te stelen.
De geniale student kan (de ingewikkelde wiskundesom) berekenen.


Bonusvraag
Welk zinsdeel is het deel tussenhaakjes?
Deze persoon/het ding/het dier ondergaat iets...

Wie/wat + wg + onderwerp (o)? 

Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan zinsontleden
Zinsdeel
Hoe vind je het?
1
Persoonsvorm (PV)
Vraagproef; tijdproef; getalsproef
2
Zinsdelen (stukjes zin)
Zinsdeelproef
3
Onderwerp (O)
Wie/wat + pv?
(doet iets)
4
Werkwoordelijk gezegde (WG)
Alle werkwoorden
5
Lijdend voorwerp (LV)
Wie/wat+wg+o?
(ondergaat iets)

Slide 22 - Tekstslide

Stappenplan zinsontleden
Zinsdeel
Hoe vind je het?
1
Persoonsvorm (PV)
Vraagproef; tijdproef; getalsproef
2
Zinsdelen (stukjes zin)
Zinsdeelproef
3
Onderwerp (O)
Wie/wat + pv?
(doet iets)
4
Werkwoordelijk gezegde (WG)
Alle werkwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 24 - Sleepvraag

Stappenplan
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen

Slide 25 - Sleepvraag

Hoe vind je de persoonsvorm?
Hoe vind je het onderwerp?
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Hoe bepaal je de zinsdelen?
Wie/wat + PV?
Alle werkwoorden in de zin
1.Vraagzin
2. Andere tijd
3. Getalsproef
Plaats (groepjes) woorden voor de PV. Is de zin correct?
(zinsdeelproef)

Slide 26 - Sleepvraag

Stappenplan: 1 t/m 4 (van 8)
1. Zoek de persoonsvorm (pv)
2. Verdeel de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp (ond)
4: Zoek het werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 27 - Tekstslide

De juf / heeft / de klas / een online les / gegeven. 
De juf heeft de klas een online les gegeven. 
De juf heeft de klas een online les gegeven
De juf heeft een online les gegeven. 
De juf heeft de klas een online les gegeven. 
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 28 - Sleepvraag

De juf / heeft / de klas / een online les / gegeven. 
De juf heeft de klas een online les gegeven. 
De juf heeft de klas een online les gegeven
De juf heeft de klas een online les gegeven. 
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen

Slide 29 - Sleepvraag



Grammatica zinsdelen
1. Zoek de persoonsvorm
2. Verdeel de zin in zinsdelen
3. Zoek het onderwerp
4. zoek het werkwoordelijk gezegde

Aan de slag!

Maak van H1 Grammatica zinsdelen opdracht 1 t/m 4 (blz. 30-31)

Wie opdracht 2 moeilijk vindt mag bij mij komen om opdracht samen te doen.

Klaar? Haal nakijkbladen op en kijk je werk na. 



timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden
  • Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden

Slide 31 - Tekstslide

  • Laat zien wat jij nu weet.
  • Doe mee met je eigen naam. 
  • Niet (goed) deelnemen --> aantekening in Magister.

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
Geen huiswerk!

Tenzij je opdracht 3 + 4 niet af hebt...dan moet dat morgen af zijn! (blz. 222 + 223)

Slide 33 - Tekstslide

Functies van (groepjes) woorden

DE MAN AAIT DE HOND








Onderwerp: iets/iemand doet iets (De man)
Lijdend voorwerp: iets/iemand ondergaat/overkomt iets (de hond)

Slide 34 - Tekstslide

Functies van (groepjes) woorden





DE KAPPER KNIPT HET HAAR. 
DE KLANT VAN DE KAPPER LEEST EEN KRANTJE.







Slide 35 - Tekstslide

Het LV in de zin vinden
Je zoekt het lijdend voorwerp, nadat je het onderwerp en het WG gevonden hebt (volgens stappenplan)

De vraag luidt: " Wie/wat + WG + onderwerp?" 
antwoord op de vraag is het LV

Tot slot: het LV begint nooit met een voorzetsel, zoals achter, voor, tussen, over, onder en naast'


Slide 36 - Tekstslide

Zelfstandig werken (15 min)
Maak opdracht 2, 3 (gaan over alle zinsdelen) op blz. 194

Klaar? > HW: opdracht 4 +5 (blz. 194) en 6 blz(195)


timer
15:00
Extra oefenen: Cambiumned - oefenen - grammatica - zinsdelen
1. Begintoets (www.cambiumned.nl)

Slide 37 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?:
Gebruik stappenplan!
Naar mijn weten laten leraren ons altijd veel te veel huiswerk maken.
A
mijn
B
weten
C
laten
D
maken

Slide 38 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen bevat de zin?
Gebruik stappenplan!
De juf voetbalde zondag tegen AMVJ dames 1
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 39 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Gebruik stappenplan!
Bij de bakker om de hoek kunnen de scholieren heerlijk belegde broodjes kopen.
A
De bakker om de hoek
B
de scholieren
C
heerlijk belegde broodjes
D
belegde broodjes

Slide 40 - Quizvraag

Opdracht 1 t/m 3 boek
Overleggen met Jadwiga!

Slide 41 - Tekstslide