Carnaval 2021

Studieles 12-2
"Carnaval"
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Studieles 12-2
"Carnaval"

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf kort op waar jij als eerste aan denkt bij het woord 'Carnaval'.

Slide 2 - Open vraag

Carnaval
Carnaval is een volksfeest dat in februari of maart plaatsvindt. De precieze datum hangt af van Pasen; het carnaval is altijd zeven weken daarvoor. Het is de bedoeling dat je nog even 'uit je dak gaat' en gek doet voordat de vastentijd begint. De vastentijd is een tijd van matiging, eenvoud en bezinning.

Het carnaval duurt officieel van zondag tot en met dinsdag. Maar in veel steden is er op zaterdag al een carnavalsoptocht. De dinsdag heet vette dinsdag (dan mocht je nog even lekker veel en vet eten voordat het vasten begon) en de woensdag na het carnaval heet Aswoensdag. Vroeger ging iedereen dan naar de kerk om een askruisje te gaan halen. De priester zette dan een askruisje op je voorhoofd. Die as kwam van de verbranding van de overgebleven buxus-takjes die het jaar ervoor met Palmzondag in de kerk waren uitgedeeld aan de kerkgangers.

Slide 3 - Tekstslide

De naam 'Carnaval'
Voor de naam 'Carnaval' zijn een aantal verklaringen.
1. Het meest waarschijnlijk is dat de naam komt van woord 'Carnevale', wat in het Latijn 'vaarwel vlees' betekent. Dus afscheid nemen van het vlees. Tijdens de vastentijd at men geen vlees. Nou was dat voor heel veel mensen in de middeleeuwen, maar ook daarna niet zo'n heel groot punt. De mensen waren vaak veel te arm om vlees te kunnen eten.
2. Maar het woord zou ook kunnen komen van een ander Latijns woord, nl. 'Carrus Navalis'. Letterlijk betekent dit woord scheepswagen. Een schip op wielen. Het was een narrenschip. In het schip zaten narren of zotten. Grappenmakers die de mensen belachelijk maakten. Maar ook de oude Grieken reden hun wijngod Dionysos op een schip met wielen rond.
3. Een derde betekenis zou nog kunnen zijn dat carnaval iets te maken zou hebben met een schip van een Germaanse zeegod.

Slide 4 - Tekstslide

Een stukje geschiedenis
De Egyptenaren, Romeinen en Grieken vierden een voorjaarsfeest. Dit feest was bedoeld om boze wintergeesten te verjagen en om de lente te verwelkomen.

Zoals we net al hoorden reden de oude Grieken met hun wijngod Dionysos op een kar rond om feest te vieren.

Maar ook de Romeinen verkleedden zich bij hun voorjaarsfeest. Het was een offerfeest voor Saturnus, de god van de landbouw. Het was een feest dat ook drie dagen duurde en waarbij ook veel gegeten en gedronken werd. Alle slaven waren met het feest voor Saturnus drie dagen vrij. Ze mochten zelfs drie dagen voor heer spelen en werden bediend door hun eigen heer!

Slide 5 - Tekstslide

De oude Germanen hadden in de winter een moeilijke tijd. Ook zij vierden in het voorjaar een feest omdat de zon weer langer was gaan schijnen, de natuur weer begon te leven en de koude winter eindelijk voorbij was. Het waren vaak lichtfeesten en feesten om de goden te vragen om een voorspoedige oogst. De boze geesten werden verjaagd met maskers en harde geluiden (ratels) bij hun gezangen, dansen en optochten. Toen Europa in latere tijd werd bekeerd tot het christendom, wilde de kerk de heidense feesten niet zomaar verbieden. Dan zouden de oude Germanen alleen maar in opstand komen. Het oude midwinterfeest dat eind december werd gevierd werd 'omgedoopt' tot het kerkelijk kerstfeest en het carnavalsfeest kwam voor de vastentijd, de 40 dagen voor Pasen. Zo kregen de heidense feesten een christelijk tintje.

Slide 6 - Tekstslide

Nu is het een katholiek (volks)feest dat gehouden wordt om het er nog even goed van te nemen vóór de vastentijd begint. De dinsdagavond, voordat de vastentijd begint, noemen we Vastenavond. Maar ook wel 'Vette dinsdag'. In de Rooms-Katholieke kerk vond men dat vasten belangrijk was voor het Katholieke geloof. In de Bijbelverhalen staat dat ook Jezus 40 dagen in de woestijn had gevast. Tegenwoordig is het vasten voor de Katholieken niet meer zo heel belangrijk, maar vroeger wel. Kinderen hadden een vastentrommeltje, waar ze de snoepjes in deden die je normaal op een dag wel eens kreeg. Aan het eind van de vasten werd het trommeltje dan leeg gegeten, maar het lukte veel kinderen niet om zo lang te wachten. Tegenwoordig worden veel mensen in de vastentijd aangezet om te matigen, bijvoorbeeld omdat ze overgewicht hebben. Moslims hebben nog wel elk jaar een vastenmaand: de Ramadan. Dan mogen ze niet eten of drinken als de zon overdag schijnt.

Slide 7 - Tekstslide

Carnaval is een feest van drie of vier dagen. Omdat de mensen vroeger eigenlijk niet zomaar feesten op straat mochten vieren, verkleedden ze zich tijdens het carnaval en deden maskers. Dan kon je lekker gek doen en dingen zeggen of schunnige liedjes zingen en niemand herkende je. Ze dreven de spot met de rijkere en belangrijkere mensen en gebeurtenissen in de stad die in hun ogen niet klopten, belachelijk of oneerlijk waren.

In de Middeleeuwen waren de leiders van de kerk, de bisschoppen (buiten de koning natuurlijk) degenen die het in een land voor het zeggen hadden. Dat kwam omdat zij konden lezen en schrijven. Maar tijdens carnaval hadden ze niets te vertellen. De mensen kozen een nep-bisschop die drie dagen de baas was.

Slide 8 - Tekstslide

Carnaval in Nederland
In Nederland viert men het Carnaval vooral in het zuiden van het land. 'Beneden de grote rivieren' zegt men wel.



In Nederland zijn er twee soorten carnaval: het Bourgondisch carnaval en het Rijnlands carnaval.



We gaan nu wat kenmerken bekijken van het Bourgondisch carnaval, dat gevierd wordt in Noord-Brabant, Zeeland en Gelderland.

Slide 9 - Tekstslide

De organisatie van het carnaval in een stad of dorp wordt geregeld door één carnavalsvereniging. De carnavalsvereniging heeft een prins of een prinses. Die prins(es) heeft pages. Meestal zijn dat twee meisjes die de prins(es) helpen. Ook heeft de prins vaak een adjudant, die alles voor hem regelt en in de gaten houdt. Prins carnaval staat aan het hoofd van de 'Raad van Elf'. Zij houden zich bezig met het voorbereiden van het carnavalsfeest. De carnavalstijd begint op 11 november. Dat is 'de elfde van de elfde'. Elf is het getal van de gekken. Men geloofde vroeger dat je gek werd als je door een elfje gebeten werd. Op deze datum wordt ook vaak Prins(es) Carnaval gekozen. De carnavalsverenigingen beginnen dan met de voorbereidingen voor carnaval. Tijdens het carnaval zie je overal optochten. Daar rijden dan mooie praalwagens of er lopen groepen verklede mensen. Met carnaval groet je op een speciale manier: "Alaaf, alaaf, alaaf".

Slide 10 - Tekstslide

Elke stad of dorp krijgt vaak een andere naam, bijvoorbeeld Oeteldonk ('s-Hertogenbosch) het Wurmensoppersrijk (Bergharen), het Urnerijk (Wijchen), het Lampengat (Eindhoven). Bij het begin van het carnaval krijgt prins carnaval van de echte burgemeester de 'sleutel' van de stad of dorp. Prins carnaval is dan de baas.


De kleding is vaak gemaakt van oude kledingstukken en/of gordijnen, men draagt blauwe boerenkielen met roodbonte zakdoeken en een petje.


Veel steden hebben een motto (leuze of spreuk). Zo had Hulst in 2019 de spreuk "Trek ut oe nie aon!" en in 2018 "Ou oe aige nie in!".

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekent het woord carnaval?
A
Vaarwel feest
B
Vaarwel bier
C
Vaarwel vlees
D
Vaarwel winter

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer werd carnaval voor het eerst gevierd?
A
in de Gouden eeuw
B
tijdens de middeleeuwen
C
in de prehistorie
D
in 1950

Slide 13 - Quizvraag

Waar wordt carnaval in Nederland het meest gevierd?
A
Overal in Nederland
B
In Eindhoven
C
In het zuiden van Nederland
D
In Den Bosch

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer begint de carnavalstijd?
A
11 november
B
15 december
C
1 januari
D
12 februari

Slide 15 - Quizvraag

Wie is de baas tijdens carnaval?
A
raad van elf
B
alle kinderen
C
Prins Carnaval
D
Prinses Carnaval

Slide 16 - Quizvraag

Op welke dag is carnaval afgelopen?
Op welke dag is Carnaval afgelopen? 
A
zondag
B
dinsdag
C
maandag
D
woensdag

Slide 17 - Quizvraag

Welk getal is het 'zottengetal'?
A
3
B
7
C
11
D
15

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noem je de woensdag na carnaval
A
Kruisjeswoensdag
B
Carnavalswoensdag
C
Aswoensdag
D
Afsluitwoensdag

Slide 19 - Quizvraag

Hoe lang duurt de vastenperiode?
A
30 dagen
B
40 dagen
C
45 dagen
D
60 dagen

Slide 20 - Quizvraag

Met welk feest wordt de vastenperiode afgesloten?
A
Pasen
B
Hemelvaart
C
Pinksteren
D
Kerst

Slide 21 - Quizvraag

Welke spreuk heeft Hulst
met Carnaval 2021?
A
Ou oe aige nie in!
B
Trek ut oe nie aon!
C
Van mai mag ut!
D
'k zain blai ak oe zie!

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn carnavalkrakers?
A
Krakende geluiden bij carnaval.
B
Liedjes die je heel veel hoort tijdens carnaval.
C
Dan hoor je je botten kraken als je danst.
D
Speciale snacks en hapjes die kraken.

Slide 23 - Quizvraag

Zelf vierde ik tot nu toe Carnaval...
A
NOOIT, ik vind er niks aan
B
NOOIT, ik mag niet van thuis
C
ALTIJD, ik wil elk feest meemaken
D
SOMS, alleen als er een leuk feest is

Slide 24 - Quizvraag