7.3 Molariteit

• Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

7.3 Molariteit

Leerdoelen

• uitleggen wat wordt bedoeld met het begrip molariteit;
• drie notaties gebruiken om de molariteit van een oplossing aan te geven;
• met het begrip molariteit rekenen aan oplossingen van moleculaire stoffen en oplossingen van zouten.

Geef de oplosvergelijking van FeCl₂

Oplosvergelijking van FeCl₂

• FeCl2 bestaat uit Fe2+ en Cl-
• FeCl2 (s) -> Fe2+ (aq) + 2 Cl- (aq)

Geef aan of salpeterzuur een sterk of zwak zuur is en noteer vervolgens de vergelijking van het oplossen van salpeterzuur in water.

Geef aan of fosforzuur een sterk of zwak zuur is en noteer vervolgens de vergelijking van het oplossen van fosforzuur in water.

Geef aan of ammoniak (NH₃)een sterke of zwakke base is en noteer vervolgens de vergelijking van het oplossen van ammonia in water.

Bereken hoeveel mol overeenkomt met
25,0 gram waterstofchloride?
Gebruik Binas tabel 98

Molrekenen

• Waterstofchloride is HCl en daar is 25,0 g van.
• Molaire massa van HCl is 36,461 g/mol 
• Van gram naar mol -> delen door molaire massa
  
  
  
• 25,0 g / 36,461 g/mol = 0,0,686 mol MgCl2

Molariteit

• De hoeveelheid stof kan je uitdrukken in mol
• Maar stoffen kunnen ook opgelost zijn; 
   Dan is de concentratie uit te drukken in het aantal mol  opgeloste stof per liter oplossing.
  
  
• Dat is de molariteit.

Molariteit

De eenheden van molariteit kunnen als volgt worden genoteerd;

• M
  (vb. 0,5 M)
  
  
• mol/L of mmol/mL
  (vb. 0,5 mol/L 0f 0,5 mmol/mL

Notatie van molariteit

Er is 0,75 mol azijnzuur (CH₃-COOH) opgelost in 1 L water.
Je kunt dit dan op de volgende manieren noteren;

• De molariteit CH₃-COOH is 0,75 mol/L
   De molariteit CH₃-COOH is 0,75 mmol/ml 
• 0,75 M CH₃-COOH
• [CH3-COOH] = 0,75 M
   [CH₃-COOH] = 0,75 mol/L (of mmol/ml)

Een eerste voorbeeld

Een huishoudazijn bevat 45 g azijnzuur per Liter.

Bereken de concentratie azijnzuur in mol/L.

Molariteit

• Weergegeven als een M
• Eenheid is mol/L of mmol/ml.

Een tweede voorbeeld

In 5,0 mL bloed is 4,0^.10^-5 mol glucose aanwezig. 

Bereken de molariteit (concentratie) van de glucose in het bloed.

Een derde voorbeeld

Je lost 25 g magnesiumchloride op tot 2,0 L oplossing. 

Bereken de concentratie van de magnesiumionen en chloride-ionen.

Molariteit

• Weergegeven als een M
• Eenheid is mol/L of mmol/ml.

Molariteit

• Weergegeven als een M
• Eenheid is mol/L of mmol/ml.

Dit kan ook anders

Je lost 25 g magnesiumchloride op tot 2,0 L oplossing. 

Bereken de concentratie van de magnesiumionen en chloride-ionen.

25 g / 95,21 g/mol = 0,2626 mol

0,2626 mol / 2,0 L = 0,13 M MgCl₂

RV:         MgCl₂ (s) --> Mg²⁺ (aq) + 2 Cl^- (aq)

MV:               1             :        1               :      2

                    0,13 M     :       0,13 M      :    0,26 M

Dit kan ook anders

Je lost 25 g magnesiumchloride op tot 2,0 L oplossing. 

Bereken de concentratie van de magnesiumionen en chloride-ionen.

25 g / 95,21 g/mol = 0,2626 mol

0,2626 mol / 2,0 L = 0,13 M MgCl₂

RV:         MgCl₂ (s) --> Mg²⁺ (aq) + 2 Cl^- (aq)

MV:               1             :        1               :      2

                    0,13 M     :       0,13 M      :    0,26 M

De molariteit (concentratie) is dus ook in de verhouding volgens de reactievergelijking net zoals de molverhouding.

Deze kun je dus handig toepassen!

Je lost 25 g magnesiumchloride op tot 2,0 L oplossing. Bereken de concentratie van de magnesiumionen en chloride-ionen.

Je lost 6,00 g zwavelzuur op tot 0,250 L oplossing.
Toon met een berekening aan dat de molariteit 0,245 M is.
Gebruik tabel 98.

Bereken de [H₃O⁺] in de oplossing in de 0,245 M zwavelzuuroplossing.