Verhaalanalyse

Verhaal analyse
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verhaal analyse

Slide 1 - Tekstslide

Fictie
Wat is fictie?
  • Een verhaal dat niet op de werkelijkheid is gebaseerd.
  • Het is verzonnen.
  • Het wordt geschreven vanuit de fantasie van de schrijver. 

Slide 2 - Tekstslide

Perspectief
  • Wie vertelt het verhaal?
  • Ik-perspectief: geschreven vanuit een ik-persoon.
  • Hij-perspectief: geschreven vanuit een hij/zij-persoon.
  • Alwetende verteller: degene die het verhaal vertelt weet al wat er gaat gebeuren.

Slide 3 - Tekstslide

Realistisch
  • Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid.
  • Een verhaal is realistisch als het lijkt op de werkelijkheid, geloofwaardig is en geen fantasie-elementen bevat. 

Slide 4 - Tekstslide

Niet-realistisch
Als er dingen voorkomen in een verhaal die niet geloofwaardig zijn.
Of als er fantasie-elementen voorkomen zoals: tovenaars, zombies en aliëns. 

Slide 5 - Tekstslide

Waargebeurde elementen
Een verhaal met waargebeurde elementen blijft fictie.
Een schrijver voegt dan dingen toe aan het verhaal of verzint er dingen bij. 
Een boek kan dus heel goed een mengvorm hebben van waargebeurde- en niet waargebeurde elementen. 


Slide 6 - Tekstslide

Terugverwijzing en flashback

Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Bijvoorbeeld:

'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.' De verhaallijn wordt dus niet onderbroken.


Let op: bij een flashback onderbreek je de verhaallijn en ga je ook echt uit het verhaal.

Bij een terugverwijzing/terugblik ga je niet uit het verhaal. 

Slide 7 - Tekstslide

Chronologie
  • Op welke manier kan tijd in een verhaal zichtbaar gemaakt worden?
  • Noemen van jaartal.
  • Historische gebeurtenissen.
  • Historische figuren.
  • Beschrijven van ruimte met kenmerkende gebouwen, gebruiken of voorwerpen. 

Slide 8 - Tekstslide

Tijd
De vertelde tijd: het tijdsverloop in het verhaal. Hiermee bedoelen we de tijd die verstrijkt in het verhaal, bijvoorbeeld een dag, een maand of zelfs een heel leven van tachtig jaar.

Slide 9 - Tekstslide

Tijd
De historische tijd: is de tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
Verteltijd: is de tijd die de lezer nodig heeft om een verhaal te lezen.

Slide 10 - Tekstslide

Genre
Elk genre heeft zijn eigen onderwerpen en kenmerken.
Bijvoorbeeld: historisch verhaal, avonturen roman, oorlogsverhaal, liefdesverhaal, probleemverhaal etc. 

Slide 11 - Tekstslide

Thema
Het thema van een boek is eigenlijk het kortste antwoord dat je kan geven op de vraag "Waar gaat het boek over?".
Een verhaal kan meerdere thema's hebben.

Slide 12 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
Wat het verhaal met je doet: denk erom dat je het goed motiveert.

 
  • Spannend - saai
  • Duidelijk - verwarrend
  • Humoristisch - zonder humor
  • Veel actie - gebeurt weinig in
  • Verdrietig - vrolijk

Slide 13 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
Realistisch of niet-realistisch?

  • Realistisch of niet-realistisch?
  • Geloofwaardig - ongeloofwaardig
  • Herkenbaar - niet herkenbaar
  • Levensecht - bedacht
  • Kan echt gebeuren - kan niet echt gebeuren

Slide 14 - Tekstslide

Personages
Hoofdpersoon
  • Belangrijkste personage in een verhaal. Maakt een ontwikkeling door. 

  • Wordt uitgebreid beschreven: je leest wat deze persoon denkt en voelt.
  • Heeft meestal een probleem of opdracht in het verhaal dat opgelost of volbracht moet worden. 

Slide 15 - Tekstslide



Spanning
Spanning in een verhaal kan op verschillende manieren opgewekt worden:
  • Bedreigende situatie of gevaarlijke omgeving
  • Onverwachte wending
  • Cliffhanger
  • Open plekken
  • Vermoedens
  • Uitstel
  • Informatievoorsprong

Slide 16 - Tekstslide

Ruimte

Ruimte heeft te maken met waar het verhaal zich afspeelt. 

Niet alleen een bepaalde stad of dorp. Het kan ook een kamer zijn, of een wijk of zelfs een planeet.
Ook weer, geluiden of geuren kunnen een rol spelen. 

Slide 17 - Tekstslide

Overige vragen

Slide 18 - Tekstslide

Wat wil je nog weten voor de dse?

Slide 19 - Open vraag