9-6 B1U Voorbereiding op de so

9-6 B1U Voorbereiding op de so

Planning vandaag 6 juni 2023

1. 10 minuten lezen;
2. Terugblik vorige les;
3. Uitleg over de aankomende so en hoe je daarvoor kan leren;
4. Dictee voor spellingsalarm;
5. Huiswerkcheck;
6. Zelfstandig werken aan de proeftoets/mixopdrachten;
7. Afsluiting.

SO Grammatica en spelling

Cursus 5 - Paragraaf 10 - Voorzetsel

Cursus 5 - Pargraaf 11 - Bijwoordelijke bepaling

Cursus 5 - Paragraaf 12 - Bijwoord

Cursus 7 - Paragraaf 4 - Verkleinwoorden

Cursus 7 - Paragraaf 7, 8 en 9 (herhaling) - Werkwoordspelling t.t., v.t., v.d.

(weging: 2)

SO Grammatica en spelling

Voor de toets moet je weten wat voorzetsels zijn (kastwoorden), hoe je deze correct toepast en je moet ze in een zin kunnen vinden. Verder moet je de bijwoordelijke bepaling kennen (let op: het is een zinsdeel) en welke vragen erbij horen (wanneer, waar, waarom, waarmee, waardoor, enz.). Je moet zinnen correct kunnen ontleden en de bijwoordelijke bepaling kunnen benoemen (Ontleden: O, PV, WG, (LV), (MV), BWB). Daarnaast moet je weten wat een bijwoord is en deze uit zinnen kunnen halen (let op: bijwoord is een woordsoort, dus bij woordenbenoemen). Dezelfde vragen gaan op voor het bijwoord. Tot slot moet je weten hoe je verkleinwoorden maakt (zie theorie) en wordt de werkwoordspelling v.t, t.t. en voltooide tijd getoets (herhaling).

Extra oefenen: jufmelis.nl, cambiumned.nl + Extra oefeningen NieuwNederlands online (online planning). Bekijk de theorie in je (e-)boek en maak een samenvatting. De opdrachten kan je ook opnieuw maken en nakijken met de antwoorden die je uit de les hebt.

(weging: 2, duur: 30 min.)

Voor de toets moet je weten wat voorzetsels zijn (kastwoorden), hoe je deze correct toepast en je moet ze in een zin kunnen vinden. Verder moet je de bijwoordelijke bepaling kennen (let op: het is een zinsdeel) en welke vragen erbij horen (wanneer, waar, waarom, waarmee, waardoor, enz.). Je moet zinnen correct kunnen ontleden en de bijwoordelijke bepaling kunnen benoemen (Ontleden: O, PV, WG, (LV), (MV), BWB). Daarnaast moet je weten wat een bijwoord is en deze uit zinnen kunnen halen (let op: bijwoord is een woordsoort, dus bij woordenbenoemen). Dezelfde vragen gaan op voor het bijwoord. Tot slot moet je weten hoe je verkleinwoorden maakt (zie theorie) en wordt de werkwoordspelling v.t, t.t. en voltooide tijd getoets (herhaling).

Extra oefenen: jufmelis.nl, cambiumned.nl + Extra oefeningen NieuwNederlands online. Bekijk de theorie in je (e-)boek en maak een samenvatting. De opdrachten kan je ook opnieuw maken en nakijken met de antwoorden die je uit de les hebt.

 

(weging: 2, duur: 30 min.)