We gaan verder met het onderdeel "woordenschat" van H6. Hiervoor heb je ca. 1 lesuur nodig. Vergeet niet de 10 quizvragen in te vullen die je aan het eind van deze LessonUp vindt.
Succes!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
2A - week 27
We gaan verder met het onderdeel "woordenschat" van H6. Hiervoor heb je ca. 1 lesuur nodig. Vergeet niet de 10 quizvragen in te vullen die je aan het eind van deze LessonUp vindt.
Succes!
Slide 1 - Tekstslide
Maak nu opdr. 6, 8 en 9 (p. 176-177)
Tip bij opdr. 6: de moeilijke woorden komen allemaal uit opdracht 4, kijk nog eens terug.
Ook voor opdr. 8 en 9 moet je terugkijken naar eerder gemaakte opdrachten.
De antwoorden vind je verderop in deze LessonUp.
timer
20:00
Slide 2 - Tekstslide
Antwoorden opdr. 6 (p. 176-177)
1 onrendabel
2 accommodatie
3 omzet
4 budget
5 floreren
6 concept
7 metropool
8 opties
9 aanslaan
10 exact
Slide 3 - Tekstslide
Antwoorden opdr. 8 (p. 177)
1 te allen tijde
2 onverrichter zake
3 is in gebreke gebleven
4 ten onrechte
5 allerhande
6 desgewenst
7 heden ten dage
8 ’s-Gravenhage
9 rijzen je de haren te berge
10 In groten getale
Slide 4 - Tekstslide
Onder de loep nemen
Appels met peren vergelijken
Door het oog van de naald kruipen
Een duit in het zakje doen
Geld over de balk smijten
Een graantje meepikken
De bokken van de schapen scheiden
De lier aan de wilgen hangen
Als paddenstoelen uit de grond schieten/rijzen
(te)veel noten op je zang hebben
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht
Zoek van de uitdrukkingen uit opdr. 9 waarvan je de betekenis niet meer wist deze op en noteer ze in je schrift.
Slide 6 - Tekstslide
QUIZ!
Er volgen nu tot slot 10 vragen over de paragraaf "woordenschat" van H6.
Succes!
Slide 7 - Tekstslide
1. Kies de juiste spelling
A
te allen tijde
B
ten allen tijden
C
te alle tijden
D
ten alle tijde
Slide 8 - Quizvraag
2. Kies de juiste spelling
A
enigzins
B
enigszins
C
enigzinds
D
enigszinds
Slide 9 - Quizvraag
3. Een aantal van jullie woont in 's-Hertogenbosch. Waar komt die 's vandaan?
Slide 10 - Open vraag
4. Wat betekent "te veel noten op je zang hebben"?
A
te hard zingen
B
heel erg van noten houden
C
te veel herrie maken
D
te veel eisen hebben
Slide 11 - Quizvraag
5. Wat betekent "richtsnoer"?
A
Leidraad
B
Parelketting
C
Verlichting
D
Datgene waarnaar je moet richten
Slide 12 - Quizvraag
6. Wat betekent "hamvraag"?
A
belangrijkste vraag
B
kwestie waar het eigenlijk om gaat
C
een grote vraag naar vlees
D
een hele moeilijke vraag
Slide 13 - Quizvraag
7. Wat betekent "appels met peren vergelijken"?
A
het goedkoopste fruit kopen
B
alles goed tegen elkaar afwegen
C
twee totaal verschillende dingen vergelijken
D
beslissen wat het gezondst is
Slide 14 - Quizvraag
8. Wat betekent "zijn lier aan de wilgen hangen"?
A
de bomen in je tuin versieren
B
met iets stoppen
C
vals spelen
D
jezelf overgeven
Slide 15 - Quizvraag
9. Wat betekent "floreren"?
A
in trek zijn
B
fluor kleuren hebben
C
bloeien
D
wandelen
Slide 16 - Quizvraag
10. Wat betekent "een duit in het zakje doen"?
A
een kleine bijdrage leveren
B
een woordje meespreken
C
geld verdienen
D
geld uitgeven
Slide 17 - Quizvraag
Einde les
Dit waren je laatste opdrachten voor het vak Nederlands dit jaar.
Het onderdeel "grammatica" van H6 (de bijvoegelijke bijzin en het betrekkelijk voornaamwoord) wordt volgend jaar in klas 3 behandeld.