leestekens joes & mitch

leestekens joes & mitch
Wat gaan jullie leren.
Leestekens.
Waar gebruik je ze.
En waneer en veel meer.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

leestekens joes & mitch
Wat gaan jullie leren.
Leestekens.
Waar gebruik je ze.
En waneer en veel meer.

Slide 1 - Tekstslide

Waarom doen we het.

We doen dit omdat wij met de iep groot de fout in zijn gegaan met de leestekens.
En toen na veel bespreken zijn wij door juf Elke er een lesson up beginnen over te maken om niet  meer de fout in te gaan.

Slide 2 - Tekstslide

dubbelepunt:
Welke zin is goed er is een antwoord goed.
A
Bo zegt: 'daar ben jij goed in.´
B
Bo zegt:´Daar ben jij goed in.´
C
Bo zegt:´Daar ben jij´Goed in!
D
bo zegt:´daar ben jij goed in.´

Slide 3 - Quizvraag

Dubbelepunt
Waar gebruik je de dubbelepunt:
Een dubbelpunt heb je nadat iemand iets zegt.
Na de dubbelepunt komt een aanhalings teken en een hoofdletter.
 En eindigt met aanhalings tekens sluiten.
Jantje zegt:´Hoi!´

Slide 4 - Tekstslide

Komma.
Waar staat de komma op de goede plaats.
A
Ik ga naar de dierentuin met jurre Joes en Mitch.
B
Doei papa, mama ,en lotje.
C
Met vriendelijke groet, Awa en Arthur
D
ik ga naar de stad omdat, ik nog iets moet halen

Slide 5 - Quizvraag

Komma.
Een komma gebruik bij een opsomming.
Om even adem te halen in een zin.
En voor een voegwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Koppelteken
welk woord moet niet met een koppelteken
A
ex-voetballer
B
ijsco-man
C
tosti-ijzer
D
make-up

Slide 7 - Quizvraag

Koppelteken
Om twee woorden die samen zijn af te hakken.
Een koppelteken gebruik je ook om een woordenopsomming te voorkomen.

Slide 8 - Tekstslide

Punt.
In welke zin staat de punt niet op de goede plaats.
A
ik pak mij boek.
B
Wij gaan naar school.
C
Ik heb de jackpot gewonnen.
D
ik ga naar de tandarts.

Slide 9 - Quizvraag

Punt 

Een punt gebruik je om een een zin af te sluiten maar als je iets vraagt of hard zegt komt er geen punt.

Slide 10 - Tekstslide

Uitroepteken.
Waar staat het uitroepteken niet op de goede plaats.
A
Ik mag afzwemmen voor een diploma!
B
Ja pass de bal ik sta vrij!
C
Ik moet naar de tandarts maar ik wil niet!
D
Ik ga naar school!

Slide 11 - Quizvraag

Uitroepteken.
Een uitroepteken gebruik je als iemand iets hard zegt of overtuigend.

Bijvoorbeeld:
Ik heb de jackpot gewonnen!
want hij zegt iets hard.

Slide 12 - Tekstslide

Vraagteken.
waar staat het vraagteken niet op de goed plaats
A
Mag ik naar Jara´s kinderfeestje?
B
Ik moet gaan werken?
C
Mag ik naar school?
D
is er morgen voetbal?

Slide 13 - Quizvraag

Vraagteken
Een vraagteken gebruik je als iemand iets zegt.
Bijvoorbeeld:
Mag ik naar buiten?

Slide 14 - Tekstslide

Haakjes.
Waar staan de haakjes niet op de goede plaats.
A
Ik kreeg van marleen straf (de directrice)
B
Ik ging naar mijn school (De ontluiking)
C
Ik ging naar een voetbalwedstrijd (Fc Den Bosch)
D
Ik heb gewonnen met handbal (verloren)

Slide 15 - Quizvraag

Haakjes
De haakjes gebruik je om  dingen duidelijker te maken.
Om een zin samen te vatten. 
En voor extra informatie.

Slide 16 - Tekstslide

Puntkomma.
Waar staat de puntkomma op de goede plaats.
A
Onze school staat in Rosmalen; Rosmalen is een plaats bij Den Bosch.
B
De juf zegt; "Kijk goed na!"
C
Ik neem mee; appels, bananan en druiven.
D
De eerste; de tweede en de derde plaats.

Slide 17 - Quizvraag

Puntkomma.
Een puntkomma gebruik je om van twee zinnen een langen zin te maken.
maar je gebruikt hem bijna nooit.
Je gebruikt hem als je twijfelt om de zin af te sluiten of samen te vatten.

Slide 18 - Tekstslide

wat vonden jullie er van?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Zijn er nog tips en tops?
En nog wat vragen?

Slide 20 - Woordweb

Bedankt voor het luisteren
DOEI!!!!!

Slide 21 - Tekstslide