Kunnen (bekwaam zijn/ competent zijn):
beschikken over de relevante kennis,ervaring en vaardigheid;
problemen kunnen oplossen;
verantwoordelijkheid kunnen dragen, zelfstandig kunnen werken;
kunnen plannen.
Willen (bereid zijn / gemotiveerd zijn)
verantwoordelijkheid willen nemen;
een goede prestatiemotivatie (het willen presteren);
doorzettingsvermogen (niet snel opgeven);
zelfvertrouwen.