In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.
Wat een schoolcarrière heeft Maud: vmbo, havo, hbo en tot slot de universiteit.
Slide 9 - Tekstslide
Opsomming in drieën
Een opsomming in drieën is een opsomming
van drie woorden, zinsdelen of zinnen. De opsomming vormt één geheel. Het is een effectieve manier om je boodschap extra krachtig en overtuigend te maken.
Voorbeeld:
Ze verlangden naar vrede, vrijheid en geluk.
Slide 10 - Tekstslide
Drieslag
Een drieslag is een vaste combinatie van een opsomming in drieën.
Bekende voorbeelden:
Met bloed, zweet en tranen
Ik kwam, ik zag, ik overwon
Slide 11 - Tekstslide
Climax
Een climax is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.
Voorbeeld:
Jullie zijn de leukste klas van het RML, van Rotterdam, van Nederland
Sterk in Rotterdam, sterk in Nederland, niets is sterker dan dat ene woord: Feyenoord mijn Feyenoord
Slide 12 - Tekstslide
Omgekeerde climax
Een omgekeerde climax (of anti climax) is een stijlfiguur, waarbij in een opsomming de betekenissen in kracht afnemen.
Het is het tegenovergestelde van een climax.
Hij is wereldberoemd, nou ja... in Nederland, in onze stad dan. Ik bedoel: ik heb van hem gehoord.
Het is schitterend, prachtig, mooi, eigenlijk best aardig.
Slide 13 - Tekstslide
Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje
A
opsomming in drieën
B
enumeratio
C
climax
D
repetitio
Slide 14 - Quizvraag
Hij voelde zich goed, geweldig, fantastisch toen hij geslaagd was.
A
drieslag
B
enumeratio
C
repetitio
D
climax
Slide 15 - Quizvraag
De soldaten vochten voor God, vaderland en Oranje.
A
opsomming in drieën
B
climax
C
enumeratio
D
drieslag
Slide 16 - Quizvraag
Uur na uur gebeurde er niets.
A
omgekeerde climax
B
repetitio
C
enumeratio
D
climax
Slide 17 - Quizvraag
Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.
A
omgekeerde climax
B
drieslag
C
repetitio
D
enumeratio
Slide 18 - Quizvraag
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed.
A
repetitio
B
climax
C
drieslag
D
omgekeerde climax
Slide 19 - Quizvraag
Filmpje
In het filmpje op de volgende slide worden alle stijlfiguren uit het Nederlands uitgelegd.
Ook de repetitio, de enumeratio, de opsomming in drieën, de climax en de anti climax!
Bekijk het thuis; een goede voorbereiding op de toets
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
bespreken huiswerk
opdrachten 1 en 2
(blz. 26 - 29)
Slide 22 - Tekstslide
toespraak Frans Timmermans
Luister naar de toespraak + lees de Nederlandse vertaling
Citeer 8 zinnen waarin Timmermans een retorisch middel hanteert
Beter op papier of in gesproken tekst? Licht je antwoord toe!
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Woordenschat H5
uitdrukkingen en spreekwoorden
blz. 160-163
Slide 25 - Tekstslide
letterlijk of figuurlijk??
Slide 26 - Tekstslide
letterlijk of figuurlijk?
Woorden en zinnen kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
voorbeeld:
Ik heb twee tickets voor het Met gala.
Succes als influencer is een ticket voor het Met gala.
Slide 27 - Tekstslide
Spreekwoorden en uitdrukkingen
wat zijn het?
zinnen met figuurlijk taalgebruik
wat is het verschil tussen beide?
uitdrukking: woordcombinatie met vaste betekenis. Kun je aanpassen of van tijd veranderen
spreekwoord: (algemeen geldende) wijsheid in een vaste zin in tegenwoordige tijd
Slide 28 - Tekstslide
uitdrukking
Een uitdrukking is een woordcombinatie met een vaste betekenis. Je kunt een uitdrukking enigszins aanpassen of van tijd veranderen.
Zijn schoolcarrière hangt aan een zijden draadje
Tot de laatste toets van het jaar, hing zijn overgang aan een zijden draadje
Slide 29 - Tekstslide
spreekwoord
Een spreekwoord is een wijsheid of opvatting die geformuleerd is in een hele zin. Je kunt een spreekwoord niet aanpassen.
Het staat altijd in de tegenwoordige tijd.
Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan.
Slide 30 - Tekstslide
DE KAT UIT DE BOOM KIJKEN
Uitdrukking of spreekwoord?
Betekenis?
Slide 31 - Tekstslide
MET DE NOORDERZON VERTREKKEN
Uitdrukking of spreekwoord?
Betekenis?
Slide 32 - Tekstslide
Maak een zin waarin 'brood' letterlijk is gebruikt.
Slide 33 - Open vraag
Maak een zin waarin 'brood' figuurlijk is gebruikt.