Herhalen 3.2 t/m 3.3

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Herhalen 3.2 t/m 3.4

Weer of klimaat?

Weer

Klimaat

Het waait nu heel hard en het regent in West-Terschelling. 

Gisteren heeft het gesneeuwd en was het mistig.

In de toekomst wordt het hier misschien net zo warm als in Spanje. 

Komt dit door een verandering in weer of klimaat

1. Weer
2. Klimaat

Wat is geen weerelement?

1. Temperatuur
2. Wind
3. Sneeuw
4. Bewolking

In de koudste maand is het gemiddeld hoe warm?

Hoe warm is het in de warmste maand? 

1. 1 graad
2. 5 graad
3. 8 graad

Welke uitspraak over de klimaatgrafiek van NL is juist?

1. De meeste neerslag valt in juni.
2. De gemiddelde temp is in alle maanden ongeveer hetzelfde.
3. Er valt neerslag in alle maanden van het jaar.
4. Je ziet de temp, bewolking, neerslag en wind.

Weer 

Klimaat 

We gaan elk jaar naar Spanje op vakantie, want daar schijnt de zon. 

In de winter kun je vaak schaatsen op de vijver. 

In Zeeland schijnt de zon veel vaker dan in Drenthe

Aan het eind van de middag kan het gaan regenen. 

Vanwege de vele buien was het gisteren rustig op de markt. 

Welke uitspraak is juist?

1. In de winter is de zee warmer dan het land.
2. In de zomer is de zee koeler dan het land.
3. Een landwind heeft in de zomer een verkoelend effect.
4. Een zeewind heeft in de winter een verkoelend effect op het land.

Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?

1. In de zomer is aanlandige wind warm.
2. Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
3. In de winter is aanlandige wind koud.
4. In de winter is aanlandige wind warm.

De zon legt een lange afstand af

De zon legt een korte afstand af

De zon lheeft schuine zonnestralen

De zon lheeft rechte zonnestralen

Waardoor vriest de Noordzee nooit dicht?

1. Door een aflandige wind uit het Oosten?
2. Door de warme Golfstroom
3. Door een wind vanaf de Evenaar
4. Door een aanlandige wind van uit het Westen

 zomer

herfst

winter

Lente

21 maart

21 juni

21 september

21 december

vanaf hier gaat het over 3.4

Lucht stroomt van gebieden waar veel lucht op de aarde drukt in de richting van een gebied met .... luchtdruk

1. hoge
2. lage

Op lage breedte is het erg warm, hierdoor ...... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.

1. stijgt, lage
2. stijgt, hoge
3. daalt, lage
4. daalt, hoge

Op hoge breedte is het erg koud, hierdoor ..... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.

1. stijgt, lage
2. stijgt, hoge
3. daalt, lage
4. daalt, hoge

Bij een hoge druk gebied hebben we

1. Nat en koud weer
2. Stabiel/rustig en nat weer
3. Nat en warm weer
4. Stabiel/rustig en droog weer

Sleep de hoge- en lage luchtdruk naar de juiste plek op de weerkaart

Hoge luchtdruk

Lage luchtdruk

Wat is de windrichting van deze bron?

1. Noordenwind
2. Oostenwind
3. Zuidenwind
4. Westenwind

Examenvraag 1

Bron 1