- Aan het einde van de les wist je de betekenis van fictie en non-fictie, hoofdpersoon, bijfiguur, genres, vertelde tijd, tijdloos, kenmerken van tijd, 6 manieren spanning, realistisch en niet realistisch.
- Aan het einde van de les wist je wat de eindopdracht was.
- Aan het einde van de les heb je werkwoordspelling opgefrist.