BK Lezen Zins- en alineaverbanden en signaalwoorden
Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:
is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
heb je geen kauwbare dingen in je mond.
is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:
is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
heb je geen kauwbare dingen in je mond.
is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).
Slide 1 - Tekstslide
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Les van vandaag
Theorie zins- en alineaverbanden
Even oefenen!
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt zins- en alineaverbanden met een opsomming, tegenstelling en voorbeeld benoemen.
Slide 4 - Tekstslide
Uit welke drie delen is een tekst opgebouwd?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Op welke plek bevindt zich de kernzin meestal?
A
eerste of laatste zin van de alinea
B
in het midden van de alinea
C
eerste zin van de alinea
D
laatste zin van de alinea
Slide 7 - Quizvraag
Zins- en alineaverbanden
Zinnen en alinea’s staan in een tekst niet zomaar achter elkaar.
Vaak is er een verband tussen de alinea's en zinnen.
Slide 8 - Tekstslide
Zins- en alineaverbanden
Zinnen en alinea’s staan in een tekst niet zomaar achter elkaar. Vaak is er een verband tussen zinnen en/of alinea's.
Hierdoor ontstaat er structuur in de tekst.
Een verband wordt vaak aangegeven door een signaalwoord.
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld
Het broeikaseffect heeft grote invloed op het leven op aarde. Dat zie je bijvoorbeeld aan de stijging van de zeespiegel.
Slide 10 - Tekstslide
De eerst drie zins- en alineaverbanden
Uitspraak - opsomming
Uitspraak - tegenstelling
Uitspraak - voorbeeld
Slide 11 - Tekstslide
Uitspraak - opsomming
Er worden verschillende dingen, kenmerken of oorzaken benoemd in één of meerdere zinnen.
Signaalwoorden:
En, ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede
Slide 12 - Tekstslide
Uitspraak - tegenstelling
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde van datgene gezegd.
Signaalwoorden:
Maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover
Slide 13 - Tekstslide
Uitspraak - voorbeeld
Er staat een uitspraak of een bewering in de zin en daaropvolgend een voorbeeld.
Signaalwoorden:
Bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo.
Slide 14 - Tekstslide
Waar hoort het signaalwoord 'daar staat tegenover' thuis?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
Slide 15 - Quizvraag
Waar hoort het signaalwoord 'bovendien' thuis?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
Slide 16 - Quizvraag
Waar hoort het signaalwoord 'zoals' thuis?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
Slide 17 - Quizvraag
Mijn vader houdt niet van winkelen, maar mijn moeder is er dol op.
A
uitspraak - opsomming
B
uitspraak - tegenstelling
C
uitspraak - voorbeeld
Slide 18 - Quizvraag
Ik zou graag een tweede taal willen leren, bijvoorbeeld Spaans.
A
uitspraak - opsomming
B
uitspraak - tegenstelling
C
uitspraak - voorbeeld
Slide 19 - Quizvraag
Ik ben heel erg druk deze week. Ten eerste moet ik toetsen nakijken. Daarnaast heb ik boekvlogs om te controleren. Bovendien hebben we deze week rapportvergaderingen.