3A: les 1.2 Zins- en alineaverbanden en signaalwoorden

Zins- en alineaverbanden
Zinnen en alinea’s staan in een tekst niet zomaar achter elkaar.

Vaak is er een verband tussen de alinea's en zinnen. 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zins- en alineaverbanden
Zinnen en alinea’s staan in een tekst niet zomaar achter elkaar.

Vaak is er een verband tussen de alinea's en zinnen. 

Slide 1 - Tekstslide

Uitspraak - opsomming
Er worden verschillende dingen, kenmerken of oorzaken benoemd in één of meerdere zinnen.

Signaalwoorden:
En, ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede

Slide 2 - Tekstslide

Uitspraak - tegenstelling
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde van datgene gezegd.

Signaalwoorden:
Maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover

Slide 3 - Tekstslide

Uitspraak - voorbeeld
Er staat een uitspraak of een bewering in de zin en daaropvolgend een voorbeeld.

Signaalwoorden:
Bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo.

Slide 4 - Tekstslide

Ik zou graag een tweede taal willen leren, bijvoorbeeld Spaans.
A
uitspraak - opsomming
B
uitspraak - tegenstelling
C
uitspraak - voorbeeld

Slide 5 - Quizvraag

Mijn vader houdt niet van winkelen, maar mijn moeder is er dol op.

A
uitspraak - opsomming
B
uitspraak - tegenstelling
C
uitspraak - voorbeeld

Slide 6 - Quizvraag

Ik ben heel erg druk deze week. Ten eerste moet ik toetsen nakijken. Daarnaast heb ik boekvlogs om te controleren. Bovendien hebben we deze week rapportvergaderingen.
A
uitspraak - opsomming
B
uitspraak - tegenstelling
C
uitspraak - voorbeeld

Slide 7 - Quizvraag

Op zaterdag voetbal ik en op zondag ga ik uit met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.
A
uitspraak - opsomming
B
uitspraak - tegenstelling
C
uitspraak - samenvatting

Slide 8 - Quizvraag

Er zijn veel leerlingen ziek, dus de docent moet de deadline voor het opstel maar wat uitstellen.
A
uitspraak - conclusie
B
uitspraak - voorwaarde
C
uitspraak - voorbeeld

Slide 9 - Quizvraag

Voor dat opstel haal ik vast wel een voldoende, mits ik de signaalwoorden goed toepas.
A
uitspraak - voorwaarde
B
uitspraak - tegenstelling
C
uitspraak - voorbeeld

Slide 10 - Quizvraag