Persoonsvorm verleden tijd - les 27

Format 2
Persoonsvorm verleden tijd 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Format 2
Persoonsvorm verleden tijd 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
In de vorige les heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van de les
  • Je weet wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd.
  • Je kunt zelf zinnen maken met de persoonsvorm in
     de verleden tijd.

Slide 3 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Een zwak werkwoord is een werkwoord waarvan de klank in de verleden tijd hetzelfde blijft. Er wordt -de of -te achter geplaatst.

Ik/jij/hij             werkte/luisterde
Wij/jullie/zij     werkten/luisterden

Slide 4 - Tekstslide

Zo schrijf je zwakke werkwoorden in de verleden tijd
  • Bedenk wat het hele werkwoord is.
  • Haal -en eraf (werken - werk) 
  • Eindigt het woord op een t, k, f, s, ch of p, dan wordt de verleden tijd -te of -ten (werkte).
  • Eindigt het woord op een andere letter, dan wordt de verleden tijd -de of -den (luisterde).

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Sterke werkwoorden in de verleden tijd
Bij sommige werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd: lopen - liep.

Omdat de klank zo sterk verandert, noem je dat sterke werkwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Zo schrijf je sterke werkwoorden in de verleden tijd
  • Er zijn geen regels om te bepalen of een werkwoord sterk is. 
  • Je moet dus weten dat het 'hij loog' is en niet 'hij liegde'.
  • Je schrijft het sterke werkwoord zoals je het hoort.

Slide 8 - Tekstslide

Zo schrijf je sterke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten maken
Wat: Je maakt les 27. Maak opdracht 1, 2, 3 en 6.

Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.
Tijd: Je hebt vandaag 40 minuten de tijd.
Klaar:   - 10 minuten NUMO
               - Volgende les maken
               - Lezen

Slide 10 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 11 - Woordweb

Doelen van de les
  • Je weet wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd.
  • Je kunt zelf zinnen maken met de persoonsvorm in
     de verleden tijd.

Slide 12 - Tekstslide