Werkwoordspelling 1J1

Welkom!
Lees de opdrachten rustig door.
Zoek de uitleg op in je boek Nederlands.


1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Lees de opdrachten rustig door.
Zoek de uitleg op in je boek Nederlands.


Slide 1 - Tekstslide

Welke werkwoordtijden ken je?

Slide 2 - Woordweb

Tegenwoordige tijd
ik
stam
vind
jij/je/u
stam+t
vindt
hij/zij/ze
stam+t
vindt
wij/jullie/zij/ze
hele werkwoord
vinden

Slide 3 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

Ik ... (worden) 14 jaar.
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 4 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd

Hij ... (mopperen) op zijn zoon.
A
mopper
B
moppert
C
mopperen

Slide 5 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd

Wij ... (leren) veel op school.
A
leer
B
leert
C
leren

Slide 6 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd

U ... (denken) goed na.
A
denk
B
denkt
C
denken

Slide 7 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd

(bieden) ... jij hulp aan?
A
bied
B
biedt
C
bieden

Slide 8 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd
Let op: staat jij/je achter de persoonsvorm, dan krijg je de ik-vorm/stam. 
Bied jij/je hulp aan?
Biedt je broer hulp aan?

Slide 9 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

(worden) ... jij morgen 14 jaar?
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 10 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd

(worden) ... je zus morgen 18 jaar?
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 11 - Quizvraag

Oefening tegenwoordige tijd 
Vul van de gegeven werkwoorden de tegenwoordige tijd in.

Slide 12 - Tekstslide

1 Je ... (wennen) gauw op je nieuwe school.
2 De juffen ... (vinden) die bloemen prachtig.
3 Vandaag ... (sneeuwen) het erg hard.
4 Hoe ... (laad) jouw telefoon op?
5 De meisjes ... (hebben) mooie jurken aan.

Slide 13 - Open vraag

Verleden tijd
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden? 

Slide 14 - Tekstslide

Sterke werkwoorden (klankverandering)
Hoe vind je de sterke werkwoorden?
- Vaak ken je ze al
- Zoek ze op in het woordenboek

Bijvoorbeeld: lopen - liepen - gelopen.

Slide 15 - Tekstslide

Verleden tijd - sterke werkwoorden

ik ... (schrijven)

Slide 16 - Open vraag

Verleden tijd - sterke werkwoorden

jij ... (gaan)

Slide 17 - Open vraag

Verleden tijd - sterke werkwoorden

jullie ... (lezen)

Slide 18 - Open vraag

Zwakke werkwoorden (klankvast)
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd en als het onderwerp enkelvoud is, -de of -te achter de stam.
Bijvoorbeeld:

fietsen - ik fiets  - Ik fietste.
werken - ik werk - Hij werkte.
verhuizen - ik verhuis - Kees verhuisde.
rekenen - ik reken - De juf rekende.

Maar hoe weet je of het -te of -de is?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

't sexy fokschaap

1. Haal van het hele werkwoord de -en af. Dan krijg je de stam. 
2. Zit de laatste letter in 't sexy fokschaap? 
     Zo ja? Dan krijgt het werkwoord -te.
     Zo nee? Dan krijgt het werkwoord -de.

Vergeet niet bij wij/jullie/zij, of wel meervoud, een -n achter het werkwoord te zetten.



Slide 21 - Tekstslide

't sexy fokschaap

Bijvoorbeeld:
fietsen - fiets - fietste
werken - werk - werkte
rekenen - reken -  rekende

Let op: als de stam eindigt op een -z of -v, krijgt het werkwoord -de. 
verhuizen - verhuiz - verhuisde
verven - verv - verfde


Slide 22 - Tekstslide

't sexy fokschaap

Let op: als de stam eindigt op een -t of d, krijgt het werkwoord -tte of - dde. 
vergroten - vergroot - vergrootte
verbreden- verbreed - verbreedde







Slide 23 - Tekstslide

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

ik ... (pakken)


Slide 24 - Open vraag

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

wij ... (rennen)


Slide 25 - Open vraag

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het toetje ... (smaken)


Slide 26 - Open vraag

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

jullie ... (lachen)


Slide 27 - Open vraag

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

jij ... (werken)


Slide 28 - Open vraag

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het meisje ... (missen)


Slide 29 - Open vraag

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

wij ... (reizen)


Slide 30 - Open vraag

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

u ... (durven)


Slide 31 - Open vraag

Wat ging er goed?

Slide 32 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 33 - Open vraag

Einde van deze les!
Je bent klaar :-)

Slide 34 - Tekstslide