Les 5

Les 5
Frans 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 5
Frans 

Slide 1 - Tekstslide

Programme
  • Lesdoelen
  • Presentie
  • Huiswerkcontrole + nakijken
      -10a, b, c + ex. 11 a, b + 12a
  • Herhalen voca B
      - woorden bingo
  • Nakijken
  • On va parler!
  • Afsluiting
  • Devoirs

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les...

...kun je een gesprek voeren over de vakantie.

...weet je hoe je de é en de è uitspreekt.

...ken je woorden die te maken hebben met vakantie en weer.

Slide 3 - Tekstslide

Presentie

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerkcontrole


10a, b, c + ex. 11 a, b + 12a, b
Open je boek op bladzijde 26-29

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken


opdracht  10a, b, c + ex. 11 a, b + 12a op blz 26-29.


Slide 6 - Tekstslide

Voca B: woordenbingo
Iedereen schrijft 6 Nederlandse woorden van voca B op een blaadje. Als iedereen klaar is noem ik het Franse woord. Als jullie de Nederlandse vertaling van dit woord op je lijstje hebben staan mag je deze doorkruisen. Ga zo door totdat iemand al zijn woorden heeft kunnen aankruisen en roep dan bingo.

Slide 7 - Tekstslide

Phrases Clés C
Na paragraaf C, kunnen jullie over je vakantie praten.

Kijk mee naar bladzijde 30 en luister mee. 

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsels landen en steden
Jullie gaan straks met elkaar in gesprek waarbij je ook landen moet benoemen. Hier is iets speciaals mee. Namelijk:

  • in/naar land = en, au en aux ......(land)


Slide 9 - Tekstslide

Voorzetsels landen en steden
  • in/naar land = en, au en aux

  • mannelijk: au       > au Luxembourg
  • vrouwelijk: en     > en Belgique
  • meervouwd: aux > aux Pays-Bas 

> Vrouwelijke landen herken je aan de -e op het einde.
    La Belgique, La France, L'Allemagne, L'Espagne, etc.

Slide 10 - Tekstslide

Dus:
au Luxembourg (m)         in/naar Luxemburg

en France (v)                      in/naar Frankrijk
en Belgique (v)                   in/naar België
en Allemagne (v)               in/naar Duitsland
en Angleterre (v)               in/naar Engeland
en Espagne (v)                   in/naar Spanje

aux Pays-Bas (mv)             in/naar Nederland
aux États-Unis (mv)          in/naar Amerika

Slide 11 - Tekstslide

Werk met je buurman/vrouw samen. Kijk naar de kaart en kies om de beurt een land. zeg dan:
A: Tu as été où?
B: J'ai été en/au/aux ......
Minimaal 4 landen en oefen met de voorzetsels!

Slide 12 - Tekstslide

On va parler!
Gebruik de woorden én zinnen uit voca A en B. Hier vind je: familieleden, het weer, landen en transportmiddelen (p. 50).
Kies één van de twee onderstaande plaatjes en schrijf de volgende dialoog voor jezelf uit en lever deze vervolgens in:

> A: Tu as passé de bonnes vacances?              < B: Oui/Non, c’était (donne ton opinion).
> A: Tu as été où?                                                < B: J’ai été (dis où et comment).

> A: Avec qui?                                                      < B: (Réponds.)

> A: Il a fait beau?                                               < B: Oui/Non, (réponds).


Slide 13 - Tekstslide

Afsluiting
Als ik iemand wil vragen of hij/zij een goede vakantie heeft gehad, vraag ik dit als volgt:

de -é spreek ik als volgt uit: 

Ik kan 3 woorden noemen die betrekking hebben op vakantie, namelijk: 

Slide 14 - Tekstslide

Devoirs 
Leren Phrases Clés C, p. 52

Slide 15 - Tekstslide