17.5 Genregulatie 6V 2425

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.5 Genregulatie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.5 Genregulatie

Slide 1 - Tekstslide

Doel 17.5
☐ Je kunt beschrijven hoe prokaryote cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen.
☐ Je kunt beschrijven hoe eukaryote cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen.

EXAMENBUNDEL? GRAAG MEENEMEN MORGEN


Slide 2 - Tekstslide

Genexpressie
Genexpressie: welke genen staan aan/uit in welke cel -> welke eiwitten worden gemaakt in welke cel.

Genen activeren/silencen.

Bepaalt de celdifferentiatie/celspecialisatie.
Bepaalt welke eigenschappen tot uiting komen.


Slide 3 - Tekstslide

Genexpressie regelen:

-> Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur wijzigen
  • DNA-structuur wijzigen
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
-> Regelen van translatie

Slide 4 - Tekstslide

Voorwaarde transcriptie:





RNA polymerase bindt aan een promotor








Slide 5 - Tekstslide

Genexpressie regelen:

Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 6 - Tekstslide

Chromatinestructuur
DNA (1 molecuul is bijna 2
meter lang) zit met eiwitten 
(histonen) opgekruld tot een
chromatinedraad.

Goed kijken naar tabel
70A.

Slide 7 - Tekstslide

Spiralisatie
Donkere plekken in de kern:
sterk gespiraliseerd DNA 
= heterochromatine


 nucleolus (kernlichaampje)

Slide 8 - Tekstslide

Spiralisatie

heterochromatine
-> geen transcriptie want 
RNA-polymerase kan niet
binden


Slide 9 - Tekstslide

Spiralisatie
Lichte plekken in de kern:
weinig gespiraliseerd DNA
= euchromatine
-> wel transcriptie want 
RNA-polymerase kan wel 
binden

Slide 10 - Tekstslide

Spiralisatie
De mate van 
spiralisatie wordt 
bepaald door de 
histonen aan te 
passen.

Slide 11 - Tekstslide

Methylering en acetylering histonen





Acetylering (toevoeging van een -COCH3 groep) van een histonstaart zorgt voor minder spiralisatie.

Slide 12 - Tekstslide

Methylering en acetylering histonen





Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van een histonstaart zorgt voor meer spiralisatie.

Slide 13 - Tekstslide

Spiralisatie
Methylering en 
acetylering
in tabel 70A

Slide 14 - Tekstslide

Genexpressie
Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 15 - Tekstslide

Methylering DNA




Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van de Cytosine-base bij de promotor (aanhechtingsplaats van RNA polymerase) voorkomt de transciptie

Slide 16 - Tekstslide

Methylering DNA





Methylering van Cytosine wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon). 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Epigenetica
Het methyleren/acetyleren van histonen en het methyleren van DNA zijn voorbeelden van epigenetica

De genexpressie (en dus eigenschap van een individu) wordt dan beïnvloed door wijzigingen in het chromatine (DNA + eiwitten) zonder dat de nucleotidevolgorde verandert. 


Slide 19 - Tekstslide

Epigenetica
Deze wijzigingen zijn deels overerfbaar, dit komt doordat de methylering van DNA bij de DNA-replicatie kan worden overgenomen.

Genomische imprinting: als de eigenschappen van een kind recessief zijn doordat het dominante gen is uitgeschakeld door epigenetische factoren.


Slide 20 - Tekstslide

Genexpressie
Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 21 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten
Voorbeeld: regulatie van genen voor de aanmaak van enzymen om lactose te verteren (bron 21)
- in afwezigheid van lactose staat het gen uit
- in aanwezigheid van lactose staat het gen aan

Slide 22 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Structuurgenen coderen voor de eiwitten die lactose kunnen verteren


Slide 23 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Regulatorgen codeert voor een repressoreiwit


Slide 24 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Repressoreiwit bindt aan de operator van de structuurgenen en voorkomt de binding van RNA polymerase aan de promotor.


Slide 25 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Bij aanwezigheid van lactose bindt lactose aan het respressoreiwit en inactiveert het -> het laat los.



Slide 26 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Zonder repressoreiwit kan RNA polymerase binden aan de promotor en worden de structuurgenen afgelezen.



Slide 27 - Tekstslide

Genexpressie
Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 28 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
Luister naar de uitleg en kijk mee in de BINAS.
Meeschrijven hoeft niet, alle termen staan in de BINAS.
Zorg dat je het begrijpt.



Slide 29 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
Regulatorgenen coderen voor eitwitten die  de binding van RNA-polymerase aan de promotor van het gen regelen.
Sommige eiwitten zijn noodzakelijk voor de binding van RNA polymerase aan de promotor (voor elk gen hetzelfde)
Sommige eiwitten stimuleren de binding van RNA polymerase -  activatoreiwitten (gen specifiek)
Sommige eiwitten blokkeren de binding van RNA polymerase - repressoreiwitten (gen specifiek)



Slide 30 - Tekstslide

Transcriptie - eukaryoten (71F)
x






Voorwaarde voor transcriptie: vorming van het transcriptiecomplex.

Slide 31 - Tekstslide

Transcriptie - eukaryoten (71F)
x





TATA bindende transcriptiefactor (3) bindt aan de TATA-box (niet gen-specifiek)

Slide 32 - Tekstslide

Transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Coactivator-eiwitten (2) zorgen voor koppeling tussen verschillende 
transciptiefactoren en stimuleren de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)


Slide 33 - Tekstslide

Transcriptie - eukaryoten (71F)






Basale transcriptiefactoren (4) zijn nodig voor de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)




Slide 34 - Tekstslide

Transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Activatoreiwitten (1) binden aan enhancer-DNA en stimuleren de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek) - soms ver van het gen



Slide 35 - Tekstslide

Transcriptie - eukaryoten (71F)






Repressoreiwitten (6) binden aan silencer-DNA en voorkomen de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek) - soms ver van het gen




Slide 36 - Tekstslide

Transcriptie - eukaryoten (71F)






Buigingseiwit is soms nodig om een juiste lus in het DNA te maken zodat het transcriptiecomplex gevormd kan worden. 




Slide 37 - Tekstslide

Genexpressie
Regelen van transcriptie door
  • Chromatinestructuur 
  • DNA-structuur 
  • Regulatorgenen (prokaryoten)
  • Regulatorgenen (eukaryoten)
Regelen van translatie

Slide 38 - Tekstslide

Regeling translatie
Hetzelfde pre mRNA kan door verschillende splicing (verwijderen introns) andere mRNA en dus andere eiwitten opleveren.

Slide 39 - Tekstslide

Regeling
translatie

Translatie kan pas 
beginnen na het 
aanhechten van de poly-A staart (AAAAA staart). Door dit proces te remmen met een eiwit kan de translatie vertraagd worden.

Slide 40 - Tekstslide

Regeling translatie
micro RNA - kleine stukjes RNA - is complementair aan mRNA en kan hier aan binden. Daardoor kan het mRNA niet worden afgelezen (Hoofdstuk 18).

Slide 41 - Tekstslide

Examentraining boek
Maak vraag 1-2-3-4 van de examentraining in het boek

Slide 42 - Tekstslide

Doel 17.5
☐ Je kunt beschrijven hoe prokaryote cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen.
☐ Je kunt beschrijven hoe eukaryote cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen.

Slide 43 - Tekstslide

Huiswerk
Zie studiewijzer.

Slide 44 - Tekstslide