17.5 Genregulatie 6V 2223

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.5 Genregulatie
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.5 Genregulatie

Slide 1 - Tekstslide

Doel 17.5
Je leert hoe cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen

Slide 2 - Tekstslide

Genexpressie
Genexpressie: welke genen staan aan/ uit in welke cel -> welke eiwitten worden gemaakt in welke cel 

Genen activeren/ silencen

Bepaalt de celdifferentiatie/ celspecialisatie
Bepaalt welke eigenschappen tot uiting komen


Slide 3 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • chromatinestructuur (epigenetica)
  • DNA structuur (epigenetica)
  • regelen van de transcriptie
  • regelen van translatie

Slide 4 - Tekstslide

Epigenetica
De genexpressie (en dus eigenschap van een individu) kan worden beinvloed door wijzigingen in het chromatine (DNA + eiwitten) zonder dat de nucleotidevolgorde wordt veranderd.


Slide 5 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie
  • regelen van translatie

Slide 6 - Tekstslide

Spiralisatie
Donkere plekken in de kern:
sterk gespiraliseerd DNA 
= heterochromatine
-> geen transcriptie

+ nucleolus (kernlichaampje)

Slide 7 - Tekstslide

Spiralisatie
Lichte plekken in de kern:
weinig gespiraliseerd DNA
= euchromatine
-> wel transcriptie

Slide 8 - Tekstslide

Spiralisatie
De mate van 
spiralisatie 
wordt bepaald door de
histonen aan te passen

Slide 9 - Tekstslide

Methylering en acetylering histonen





Acetylering (toevoeging van een -COCH3 groep) van een histonstaart zorgt voor minder spiralisatie

Slide 10 - Tekstslide

Methylering en acetylering histonen





Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van een histonstaart zorgt voor meer spiralisatie

Slide 11 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie
  • regelen van translatie

Slide 12 - Tekstslide

Methylering DNA




Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van de Cytosine-base bij de promotor (aanhechtingsplaats van RNA polymerase) voorkomt de transciptie

Slide 13 - Tekstslide

Methylering DNA




Methylering van Cytosine wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon). 

Slide 14 - Tekstslide

Methylering DNA





Methylering van Cytosine wordt bij de DNA replicatie meegenomen dus erft het kind het methyleringspatroon van de ouders -> eigenschappen van een kind zijn deels beïnvloed door de milieufactoren van de ouders.

Slide 15 - Tekstslide

Methylering DNA




Genomische imprinting: als de eigenschappen van een kind recessief zijn doordat het dominante gen is uitgeschakeld door epigenetische factoren.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie
  • regelen van translatie

Slide 18 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Voorbeeld: regulatie van genen voor de aanmaak van enzymen om lactose te verteren (bron 21)

Slide 19 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Structuurgenen coderen voor de eiwitten die lactose kunnen verteren


Slide 20 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Regulatorgen codeert voor een repressoreiwit


Slide 21 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Repressoreiwit bindt aan de operator van de structuurgenen en voorkomt de binding van RNA polymerase aan de promotor.


Slide 22 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Bij aanwezigheid van lactose bindt lactose aan het respressoreiwit en inactiveert het -> het laat los.



Slide 23 - Tekstslide

Regeling transcriptie - prokaryoten





Zonder repressoreiwit kan RNA polymerase binden aan de promotor en worden de structuurgenen afgelezen.



Slide 24 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x




TATA bindende transcriptiefactor (3) bindt aan de TATA-box (niet gen-specifiek)

Slide 25 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Coactivator-eiwitten (2) zorgen voor koppeling tussen verschillende 
transciptiefactoren en stimuleren de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)


Slide 26 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x





Activatoreiwitten (1) binden aan enhancer-DNA en stimuleren de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek)



Slide 27 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Repressoreiwitten (6) binden aan silencer-DNA en voorkomen de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek)




Slide 28 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Basale transcriptiefactoren (4) zijn nodig voor de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)




Slide 29 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Buigingseiwit is soms nodig om een juiste lus in het DNA te maken zodat het transcriptiecomplex gevormd kan worden. 




Slide 30 - Tekstslide

Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)






Regulerend DNA (7): enhancer DNA en silencer DNA zijn de bindingsplaatsen voor activatoreiwitten en repressoreiwitten. Hier wordt de transcriptie geregeld.




Slide 31 - Tekstslide

Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
  • epigenetica - chromatinestructuur
  • epigenetica - DNA structuur
  • regelen van de transcriptie
  • regelen van translatie

Slide 32 - Tekstslide

Regeling translatie
Hetzelfde pre mRNA kan door verschillende splicing (verwijderen introns) andere mRNA en dus andere eiwitten opleveren.

Slide 33 - Tekstslide

Regeling
translatie

Translatie kan pas 
beginnen na het 
aanhechten van de poly-A staart (AAAAA staart). Door dit proces te remmen met een eiwit kan de translatie vertraagd worden.

Slide 34 - Tekstslide

Regeling translatie
micro RNA - kleine stukjes RNA - is complementair aan mRNA en kan hier aan binden. Daardoor kan het mRNA niet worden afgelezen (Hoofdstuk 18).

Slide 35 - Tekstslide

Examentraining boek
Maak vraag 1-2-3-4 van de examentraining in het boek

Slide 36 - Tekstslide

Doel 17.5
Je hebt geleerd hoe cellen selectief genen (de)activeren om hun eiwitproductie te regelen

Slide 37 - Tekstslide

Begrippen 17.5
activeren, silencen, genexpressie, chromatinestructuur, nucleolus, epigenoom, milieufactoren, epigenetica, genomische inprinting, genregulatie, structuurgenen, regulatorgenen, operator, promotor, repressoreiwit, transcriptiefactoren, enhancers, silencers, activatoreiwitten, repressoreiwitten, micro RNA

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Kies leerweg B.
17.5: alle vragen

Slide 39 - Tekstslide