1e - le verbe avoir

Het werkwoord avoir (hebben)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Het werkwoord avoir (hebben)

Slide 1 - Tekstslide

AVOIR ( = hebben)
                 AVOIR

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

avoir=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 4 - Sleepvraag

Het werkwoord avoir
J'ai un frère.                      Ik heb een broer.

J'habite à Paris.               Ik woon in Parijs.

je (ik) verandert in j' (ik) voor een klinker of een stomme 'h'.

Slide 5 - Tekstslide

Het werkwoord avoir

Tu as quel âge?                      Hoe oud ben je?

J'ai treize ans.                        Ik ben dertien jaar.


Slide 6 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van avoir:
Nous ________ (avoir) un chat.
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir) un grand frère.
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir:
Vous ________ (avoir) un chien.
A
avez
B
as
C
ont
D
avons

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir:
Elle ________ (avoir) deux soeurs.
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir:
Ils ________ (avoir) deux frères.
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir:
J' ________ (avoir) un cousin.
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 12 - Quizvraag

Ik ken het werkwoord 'avoir' (hebben).
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll