les 6: kenmerken woonwijken leren (4.5)

Leer in deze lesson up de bouwperioden met kenmerken.
Aan het einde van les krijg je hier een 'SO' over.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leer in deze lesson up de bouwperioden met kenmerken.
Aan het einde van les krijg je hier een 'SO' over.

Slide 1 - Tekstslide

Tot wanneer werd het historisch stadscentrum gebouwd? Noem de eeuw

Slide 2 - Open vraag

Geef 2 kenmerken waaraan je kan zien dat
dit het historisch stadscentrum is.

Slide 3 - Open vraag

In het historisch centrum vestigen
zich tegenwoordig veel winkels en horeca.
Met welk begrip wordt dat aangegeven?

Slide 4 - Open vraag

Hoe worden de wijken genoemd
die tussen 1870 en 1920 gebouwd
werden?

Slide 5 - Open vraag

Waarom groeide de stad vanaf 1870 snel?
Gebruik een oorzaak-gevolg relatie.

Slide 6 - Open vraag

Met welk begrip wordt aangegeven dat mensen van het platteland naar de stad verhuizen?

Slide 7 - Open vraag

Geef 2 woningkenmerken van de
19e-eeuwse arbeiderswijken
toen ze gebouwd werden.

Slide 8 - Open vraag

In dit type wijken woonden vroeger vooral veel arme mensen waardoor
de huizen slecht onderhouden werden en de leefbaarheid in de wijk laag
was. Tegenwoordig zijn deze wijken juist populair bij rijkere lagen van
de bevolking waardoor de huizenprijzen stijgen en de leefbaarheid
in de wijk toeneemt.
Hoe heet het proces die die verbetering beschrijft?

Slide 9 - Open vraag

Waarom is juist dit type wijk populair geworden?
Geef 2 verschillende redenen

Slide 10 - Open vraag

Wat veranderde er in 1920 in NL
waardoor er tussen 1920 en 1940
betere huizen gebouwd werden
dan voor die tijd?

Slide 11 - Open vraag

Waaraan kan je bijna alle
jaren '30 woningen herkenen?

(denk aan de ramen)

Slide 12 - Open vraag

In welke wijk is meer openbaar groen?
A
19e eeuwse arbeiderswijken
B
vooroorlogse woningen (van na woningwet)

Slide 13 - Quizvraag

Na de tweede wereldoorlog werden
er veel flats gebouwd.
Wat was hiervoor de reden?
Gebruik een oorzaak-gevolg relatie.

Slide 14 - Open vraag

Waarom was er openbaar groen
in de wijken met naoorlogse hoogbouw?

Gebruik een oorzaak-gevolg relatie.

Slide 15 - Open vraag

Geef 2 bewonerskenmerken van mensen die NU in de naoorlogse hoogbouw wonen.

Slide 16 - Open vraag

Vanaf wanneer werden er vooral eengezinswoningen in woonerven gebouwd? Noem het jaartal.

Slide 17 - Open vraag

Beschrijf het stratenpatroon van
dit type wijken.

Slide 18 - Open vraag

Waardoor werden er vanaf 1970 meer
eengezinswoningen gebouwd dan flats?

Gebruik een oorzaak-gevolg relatie.


Slide 19 - Open vraag

Vanaf 1960/1970 gingen steeds meer mensen de stad uit en wonen in dorpen dichtbij de stad.
Hoe heet dat proces?

Slide 20 - Open vraag

Hoe zorgde suburbanisatie ervoor dat de 19e eeuwse arbeiderswijken en de vooroorlogse wijken veranderde in probleemwijken? Gebruik een oorzaak-gevolg relatie.

Slide 21 - Open vraag

Na 1990 probeerde de overheid mensen juist weer terug te lokken naar de stad. Hoe heet het type wijk dat toen gebouwd werd?

Slide 22 - Open vraag

Geef 2 bewonerskenmerken van de vinex-wijk.

Slide 23 - Open vraag

Combineer de wijk met de juiste bouwperiode
tot 1870
1870-1920
1920 - 1940
1950 - 1970
1970 - 1990
vanaf 1990
historische binnenstad
19e eeuwse arbeiderswijk
eengezinswoningen in  woonerf
hoogbouw
vooroorlogse woningen
Vinex-wijk

Slide 24 - Sleepvraag

Combineer de wijk met de juiste bouwperiode
historische binnenstad
19e eeuwse arbeiderswijk
eengezinswoningen in  woonerf
hoogbouw
vooroorlogse woningen

Slide 25 - Sleepvraag

In welk type wijk is NU de leefbaarheid het laagst?
A
vooroorlogse woonwijk
B
naoorlogse hoogbouw
C
historisch stadscentrum
D
eengezinswoningen in woonerven

Slide 26 - Quizvraag