In deze oefening komen alle zinsdelen voor, dus het onderwerp, het lijdend voorwerp én het meewerkend voorwerp. Dus goed ontleden en niet elke keer blind de derde naamval toepassen...!
A
sie
B
ihr
C
mich
D
er
Slide 17 - Quizvraag
Ich habe (u) eine Einladung geschickt.
2/4
uitleg/antwoord
A
Ihr
B
euch
C
Ihnen
D
ihnen
Slide 18 - Quizvraag
Morgen besuchen wir (jou).
3/4
uitleg/antwoord
A
dein
B
du
C
dich
D
dir
Slide 19 - Quizvraag
Sie hat es durch (haar) Brief (m) gesagt.
1/5
Slide 20 - Open vraag
Ohne (jullie) Adresse (v) kann ich nicht kommen!
2/5
Slide 21 - Open vraag
(na ons) seid ihr dran!
3/5
Slide 22 - Open vraag
Ich habe (jou) (mijn) Notizen (mv) geschickt.
4/5
Slide 23 - Open vraag
Hans hat (zijn) Schlüssel (m) vergessen .
5/5
Slide 24 - Open vraag
Stappenplan - hoe bepaal ik de naamvallen op?
1. Kijk eerst of er een voorzetseln in de zin staat!
2. Nee? Dan ontleed de zin (onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp)
Slide 25 - Tekstslide
Ik kan de voorzetsels van Akkusativ & Dativ toepassen. Ik kan het onderwerp, het meewerkend en lijdend voorwerp bepalen. Ik kan de juiste vorm in het rijtje opzoeken.