De economie bevindt zich steeds in één van de drie conjunctuurfasen, namelijk bestedingsevenwicht, laagconjunctuur/onderbesteding of hoogconjunctuur/overbesteding. Bij bestedingsevenwicht is de werkelijke productie gelijk aan de potentiële productie en is de arbeidsmarkt niet ruim of krap te noemen. Hierdoor oefenen zowel bestedingen als arbeidsmarkt geen invloed uit op de inflatie, omdat de economie zich in het langetermijnevenwicht bevindt. Bij laagconjunctuur is de productie lager dan de potentiële productie, bij hoogconjunctuur is de productie juist hoger dan de potentiële productie. Beide conjunctuurfasen zijn niet wenselijk, omdat ze welvaartsverliezen met zich meebrengen. Om het langetermijnevenwicht zo snel mogelijk te herstellen, kan een overheid anticyclisch begrotingsbeleid voeren, waarbij ze de belastingen kan verhogen/verlagen of de overheidsbestedingen kan verlagen/verhogen. Op deze manier worden de bestedingen afgeremd/gestimuleerd, al naar gelang de conjunctuurfase waarin de economie zich bevindt.