powercollege 16_nabeschouwing

Pc 16 _nabeschouwing 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Pc 16 _nabeschouwing 

Slide 1 - Tekstslide

REKENEN MET PROCENTEN

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • 1) Je kan een percentage van een getal uitrekenen
  • 2) Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen
  • 3) Je kan een verschil in procenten uitrekenen

Slide 3 - Tekstslide

Je kan een percentage van een getal uitrekenen

Als je het percentage van een aantal wilt weten heb je 2 formules:
1.  Aantal : 100 x percentage
2.  Kommagetal x aantal


Slide 4 - Tekstslide

Je kan een percentage van een getal uitrekenen

Bijvoorbeeld: 78% van de 28 leerlingen heeft zijn/haar huiswerk gemaakt. Hoeveel leerlingen hebben zijn/haar huiswerk gemaakt? (rond af)
1.  28 / 100 x 78 = 22 leerlingen
2.  0,78 x 28 = 22 leerlingen

Slide 5 - Tekstslide

In 2020 zijn er in Nederland 1,8 miljoen bedrijven. Tijdens de economische crisis gaat 15% failliet. Hoeveel bedrijven gaan er failliet?
A
270.000
B
12.000
C
120.000
D
27.000

Slide 6 - Quizvraag

Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen

Als je wilt weten hoeveel iets van een totaal is. Je hebt nu geen percentage, want die ga je berekenen.

Formule:
 Gevraagde aantal / geheel x 100%

Slide 7 - Tekstslide

Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen

Bijvoorbeeld: Je inkomen is €60,- en daarvan geef je €14,- uit. Hoeveel procent geef je uit?
Je stelt je zelf de vraag: 1. Welk aantal vragen ze je? €14,-
                                                    2. Welk getal is het geheel? €60,-
  €14 / €60 x 100% = 23,3%

Slide 8 - Tekstslide

In 2019 waren er op het Greijdanus college waren er 582 examenkandidaten. 568 examenkandidaten zijn geslaagd. Hoeveel procent is geslaagd?
A
102,5%
B
2,4%
C
97,6%
D
87,4%

Slide 9 - Quizvraag

Je kan een verschil in procenten uitrekenen

Als je een procentuele stijging of daling wilt bereken gebruik je de formule: 
 

Slide 10 - Tekstslide

Je kan een verschil in procenten uitrekenen

Bijvoorbeeld: Leerlingen hadden voor het eerste proefwerk gemiddeld een 6,5 en voor het tweede proefwerk hadden ze gemiddeld een 7,3. Hoeveel procent is het gemiddelde cijfer gestegen?


Slide 11 - Tekstslide

In januari 2019 waren er 321.000 mensen werkloos. In januari 2020 waren er 310.000 mensen werkloos. Hoeveel procent is de werkloosheid afgenomen?
A
3,5%
B
3,4%
C
210%
D
2,7%

Slide 12 - Quizvraag

Een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen
Een percentage van een getal uitrekenen
Een verschil in procenten uitrekenen
Aantal : 100 x percentage
Kommagetal x aantal
Gevraagde aantal / geheel
x 100% 
(Nieuw-oud) / oud x 100%

Slide 13 - Sleepvraag

Een telefoonabonnement kost € 20 per maand.
De eerste 6 maanden krijg je 30% korting.
⇒ Hoeveel kost het abonnement de eerste 7 maanden ?

Slide 14 - Open vraag

Op een normale dag komen er 2.000 bezoekers naar diergaarde Blijdorp.
Op een zonnige dag komen er 120% bezoekers extra.
⇒ Hoeveel bezoekers komen op een zonnige dag?

Slide 15 - Open vraag

Dit bedrijf had in totaal € 183 mln. aan kosten.
Daarvan was € 124 mln. kosten voor personeel: loonkosten.
⇒ Bereken hoeveel procent de loonkosten zijn van de totale kosten.
Afronden op één decimaal.

Slide 16 - Open vraag

Een fabriek kocht in 2016 een vrachtwagen voor € 68.900
Na drie jaar gebruik is de vrachtwagen nog € 25.500 waard.
⇒ Bereken de waarde van de vrachtwagen na drie jaar in procenten van de aankoopwaarde. Afronden op één decimaal

Slide 17 - Open vraag

Economielokaal verkocht vorig jaar 1.200 boekjes voor examentraining. Dit jaar werden er 1.450 boekjes verkocht.
⇒ Met hoeveel procent is de verkoop van boekjes gestegen?
Afronden op één decimaal.

Slide 18 - Open vraag

In 2000 bedroeg de omvang van de Nederlandse economie € 448 mld.
In 2016 was dat € 702,6 mld.
⇒ Met hoeveel procent is de Nederlandse economie in deze periode gegroeid? Afronden op één decimaal.

Slide 19 - Open vraag