Quiz haben & sein

Leerdoel
Je kunt de werkwoorden haben en sein vervoegen.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoel
Je kunt de werkwoorden haben en sein vervoegen.

Slide 1 - Tekstslide

Orden de pers. vnw toe aan de werkwoorden!
er/sie/es
wir
du
hast
haben
hat
habt
ich
haben
habe
ihr
sie/Sie

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Der Junge ... 14 Jahre alt.
A
ist
B
bist
C
haben
D
hast

Slide 4 - Quizvraag

Ich .... Kopfschmerzen.
A
bin
B
habe
C
hast
D
binne

Slide 5 - Quizvraag

Haben

Du = ....
A
habst
B
bist
C
hast
D
hasst

Slide 6 - Quizvraag

Heb jij ski's mee?


A
Habt ihr Skis mit?
B
Hast du den Schlitten mit?
C
Hast du auch Skischuhe mit?
D
Hast du die Skis mit?

Slide 7 - Quizvraag

Wie oft (zijn) ...... ihr in Deutschland gewesen ?
A
bist
B
is
C
ist
D
seid

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal: ik ben

Slide 9 - Open vraag

vertaal: jullie hebben
A
ihr hat
B
ihr habbet
C
ihr habe
D
ihr habt

Slide 10 - Quizvraag

vertaal: hij heeft

Slide 11 - Open vraag

wij zijn
A
wir sein
B
wir haben
C
wir sind
D
wir sint

Slide 12 - Quizvraag

Unsere Mutter .......... (heeft) neue Schuhe gekauft.
A
hast
B
ist
C
hat
D
hatte

Slide 13 - Quizvraag

Ihr (zijn) ....... wirklich gut.

: )
A
seid
B
habe
C
bin
D
ist

Slide 14 - Quizvraag

Vervoeg haben in alle 6 vormen!
Begin met "ich..."

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg "sein" in alle 6 vormen!
Begin met "ich..."

Slide 16 - Open vraag

Kun jij het werkwoord sein vervoegen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Slide 18 - Tekstslide