Thema 3 Genetica Oriëntatie + B1 Fenotype en genotype

Thema 3 Genetica
Oriëntatie Thema 3
+
B1 
Genotype en fenotype

Log vast in met de code!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Genetica
Oriëntatie Thema 3
+
B1 
Genotype en fenotype

Log vast in met de code!

Slide 1 - Tekstslide

Voorbeelden van erfelijke/genetische eigenschap

Slide 2 - Tekstslide

Welke oorlel heb je?
Vergroeid
Los
Tussen vergroeid en los in

Slide 3 - Poll

Welke duim heb jij?

Slide 4 - Tekstslide

Welke duim heb jij?
Straight
Meer straight dan Hitchhiker's
Meer Hitchhiker's dan straight
Hitchhiker's

Slide 5 - Poll

Welke variant heb jij? Links of rechts?

Slide 6 - Tekstslide

Heb je de linker- of de
rechtervariant?
Wijsvinger langer dan ringvinger
Ringvinger langer dan wijsvinger

Slide 7 - Poll

Lesprogramma les 1
  • Leerdoelen Oriëntatie (2 minuten)
  • Voorkennisfilmpje klassikaal doornemen (8 minuten)
  • Zelfstandig voorkennistoets maken (max. 10 minuten)
  • Context 'Designerdogs' lezen (5 minuten)
  • Opdracht 1 t/m 5 over Designerdogs 
maken (max. 10 minuten)
  • Korte pauze voor lesuur 2 (max. 5 minuten) --> laat LessonUp openstaan!

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen oriëntatie
1 Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.

2 Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.

3 Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.

4 Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

5 Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Oriëntatie
  • We nemen samen het voorkennisfilmpje door 

  • Maak nu individueel de voorkennistoets digitaal


Klaar?
  • Oriëntatie 'Designerdogs' doorlezen

  • Individueel of in duo's de bijbehorende opdrachten digitaal maken 
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je de les tot nu toe?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Even pauze...
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Lesprogramma les 2
  • Leerdoelen Basisstof 1 (2 minuten)
  • Uitleg B1 deel 1 (10 minuten)
  • Zelfstandig opdracht 1 t/m 5 maken (max. 5 minuten)
  • Uitleg B1 deel 2 lezen (5 minuten)
  • Opdracht 6 t/m 12 maken (max. 10 minuten)
  • Eerder klaar? Context Leefwereld: Blowen en risico op psychosen
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf
  • Lesafsluiter B1 (5 minuten)

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen B1
3.1.1 Je kunt beschrijven wat het fenotype en wat het genotype 
van een organisme is.  

3.1.2 Je kunt uitleggen wat autosomen, geslachtschromosomen en 
homologe chromosomen zijn.  

3.1.3 Je kunt uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de 
combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren.



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Genotype: alle erfelijke informatie die vastligt in het DNA/chromosomen

Fenotype: het uiterlijk van een organisme

Slide 16 - Tekstslide

Genotype
  • In élke cel van je lichaam is dezelfde erfelijke informatie aanwezig (alleen niet in cellen zonder kern: rode bloedcellen)

  • Mensen hebben in elke lichaamscel 46 chromosomen (23 paren)

  • Een stukje DNA waar informatie staat over één bepaalde eigenschap = GEN


Slide 17 - Tekstslide

Fenotype

  • Het fenotype zijn de waarneembare eigenschappen van een organisme

  • Je kunt je fenotype aanpassen

  • Deze aanpassingen geef je niet door aan je nakomelingen

Slide 18 - Tekstslide

Diploïd / haploïd
Lichaamscellen zijn diploïd
(chromosomen in paren)

Geslachtscellen zijn haploïd
(chromosomen in enkelvoud)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Karyotype: [46,XY]

Slide 21 - Tekstslide

Maak opdracht 1 t/m 5
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Genen
Voor elke erfelijke eigenschap geldt dus:
Je hebt 1 gen van je moeder en 1 gen van je vader gekregen

Slide 24 - Tekstslide

Een baby is dus een mix van 2 sets van 23 chromosomen
De moeder heeft voor elke erfelijke eigenschap 2 genen. Ze geeft er maar 1 door in haar eicel van elke eigenschap.
De vader heeft dit ook. 

Een baby is dus een mix van de genen.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Genotype of milieu?
  •  Sommige eigenschappen (vrijwel) uitsluitend bepaald door genotype 
        Voorbeelden? Oogkleur, bloedgroep 
 
  •  Andere eigenschappen (vrijwel) uitsluitend bepaald door milieu 
        Voorbeelden?  Litteken, lengte van de nagels 
  
  •  Bij veel eigenschappen stelt genotype de uiterste grenzen vast en  bepaalt      het milieu hoe dicht de grenzen worden benaderd 
        Flauw voorbeeldje... 
 
 
 Bij veel eigenschappen stelt genotype de uiterste grenzen vast en 
  bepaalt het milieu hoe dicht de grenzen worden benaderd 
 
Voorbeeld? 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Dus...

Genotype + Milieu --> Fenotype

Slide 30 - Tekstslide

Modificatie
Bij een modificatie verandert de erfelijke informatie in de chromosomen niet 
en wordt dus niet doorgegeven aan nakomelingen

Slide 31 - Tekstslide

Genen op homologe chromosomen
  • Een chromosoom bevat een groot aantal genen 
  • Eén gen bestaat uit honderden nucleotiden die in een bepaalde volgorde zijn gerangschikt (DNA-sequentie)
  • Allel: in deze volgorde kunnen variaties voorkomen. Zo’n genvariant heet een allel.
  • Genen kunnen worden aan- en uitgezet.
  • Genexpressie: gen wordt aangezet en de erfelijke eigenschap komt tot uiting. 
  • Geninactivatie: genen staan genen

Slide 32 - Tekstslide

Aangeboren of erfelijk?
  • Aangeboren: wanneer afwijking, aandoening of ziekte in de baarmoeder ontstaat

  • Erfelijk: wanneer de afwijking, aandoening of ziekte genetisch via de ouders wordt doorgegeven

Slide 33 - Tekstslide

Maak opdracht  6 t/m 12

Klaar?
Maak daarna de Samenhang "Blowen en risico op psychosen' en 
maak opdracht 13

Sluit je week af met de Flitskaarten en Test Jezelf van B1

Op de volgende bladzijde eventueel nog een extra uitlegvideo

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Lesafsluiter B1

Slide 36 - Tekstslide

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 37 - Quizvraag

Mathilde laat haar haren blonderen bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype?
En haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 38 - Quizvraag

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 39 - Quizvraag

Dit hiernaast is een karyogram van een....
A
zaadcel
B
eicel
C
lichaamscel
D
is niet te zeggen

Slide 40 - Quizvraag

Hoeveel chromosomenparen hebben de meeste mensen in hun lichaamscellen?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 41 - Quizvraag

Hoeveel erfelijk materiaal heeft een gameet (geslachtscel), ten opzichte van een gewone cel.
A
Net zoveel
B
1/2
C
1/4
D
2x zoveel

Slide 42 - Quizvraag

Een allel is een variant van een
A
basepaar
B
nucleotide
C
gen
D
chromosoom

Slide 43 - Quizvraag

Het stukje van een DNA molecuul heeft de volgende sequentie: TGCAAA
Wat is basenvolgorde (sequentie) van de tegenoverliggende nucleotiden?
A
ACGTTT
B
TTTGCA
C
TGCAAA
D
AAACGT

Slide 44 - Quizvraag

Hoe vind je de les tot nu toe?
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll