H3.4 Zouten

Zouten
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zouten

Slide 1 - Tekstslide

Zouten
Eigenschappen van zouten
Vormen van ionen
Hoe zouten oplossen in water
verhoudingsformule van zouten

Slide 2 - Tekstslide

(Stof)eigenschappen Zouten:
  • Opbouw: Zouten zijn opgebouwd uit ionen (geladen deeltjes) van metaal en niet-metaal ionen. 
  • Geleidbaarheid: zouten geleiden in stroom in vloeibare fase maar niet in vaste fase. De geladen deeltjes kunnen in vaste fase niet bewegen en in vloeibare fase wel. Blijkbaar zijn er in vaste toestand geen geladen deeltjes die vrij kunnen bewegen, maar in vloeibare fase wel? 
  • Smeltpunt: zouten hebben een hoog smeltpunt en kookpunt (ca. 800o C ): Er is dus een sterke binding? Wat voor binding?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Zouten geleiden in vloeibare fase
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Formules van zouten
  • Bestaan uit een metaalion en niet-metaalion
  • Na + = natrium ion(metaal)
  • Cl - = chloor ion (niet-metaal) 
  • Vorming zout NaCl --> geen lading

Slide 6 - Tekstslide

Nu vraag 42 ( blz. 96) maken

Slide 7 - Tekstslide

Vormen van ionen
  • Voor geleiding zijn geladen deeltjes nodig: de ionen.
  • Een zout is opgebouwd uit positieve metaalionen en negatieve niet-metaalionen
  • Hoe worden die ionen gevormd: 
  • door elektronen op te nemen of af te staan.

Slide 8 - Tekstslide

vraag 47 maken

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving van een ion?
A
een ion is een atoom met een positieve lading
B
een ion is een atoom met een negatieve lading
C
een ion is een atoom met een lading

Slide 10 - Quizvraag

Het zoutrooster = ionrooster
  • Elke Na+ is omringd door Cl- en andersom
  • In vaste fase is dit rooster intact: geen vrij bewegende deeltjes voor geleiding: denk aan tanden, botten, nagels, hoeven, horens, etc.
  • In vloeibare fase is dit rooster niet intact: wel vrij bewegende deeltjes voor geleiding van warmte, stroom, prikkels, etc.

Slide 11 - Tekstslide

Zouten in water
  • Binding tussen Na+ en Cl- heet een ionbinding
  • Bij oplossen van een zout in water worden de ionbindingen verbroken:
  •  Nu kan het lichaam stroom, prikkels en warmte geleiden. 
  • Of er worden nieuwe zouten gevormd (die slaan neer).

Slide 12 - Tekstslide

Zouten in water
  • Elk ion wordt omringd door watermoleculen
  • Weergegeven in een vergelijking:
    NaCl (s) -> Na+ (aq) + Cl- (aq)
  • NaCl (aq) bestaat niet: Het lost direct op in water!

Slide 13 - Tekstslide

vraag 45 maken

Slide 14 - Tekstslide

Welke bewering(en) is of zijn juist?
A
een ion is altijd van een metaalatoom gemaakt.
B
een metaalion heeft altijd een elektron teveel
C
niet-metaalionen zijn negatief geladen
D
een niet-metaalion heeft een proton afgestaan

Slide 15 - Quizvraag

Een ionbinding
A
B
komt alleen voor bij zouten
C
bestaat ook als het zout is opgelost in water

Slide 16 - Quizvraag

Een ionbinding
A
Bestaat ook als een zout is opgelost in water
B
Komt alleen voor bij zouten
C
Heb je bij alle stoffen op aarde

Slide 17 - Quizvraag

10 Zouten: eigenschappen van zouten 
Zouten hebben de volgende eigenschappen:
  • Zouten zijn opgebouwd uit positieve en negatieve ionen
  • Zouten hebben een kristalrooster
  • Zouten zijn bij kamertemperatuur vast
  • Zouten hebben hoge smeltpunten
  • Gesmolten en opgelost geleiden zouten stroom
  • vaste zouten geleiden geen stroom
  • de totale lading van een zout is nul


Slide 18 - Tekstslide

Ik snapte wat er uitgelegd werd in de instructie
Ja
Ik heb niet opgelet
Ik heb wel opgelet, maar vond het lastig
Ik wil nog wat vragen stellen

Slide 19 - Poll

Naamgeving van een zout
  • Systematische naam: naam van het positieve ion + naam van het negatieve ion (zonder ladingen).
  • Let daarbij op eventuele Romeinse cijfers
  • Vb: ijzer(III)chloride
  • Vb: aluminiumoxide
  • Vb: fluoriet ( = calciumfluoride)

Slide 20 - Tekstslide

Metalen (het + deeltje)

Slide 21 - Tekstslide

Enkelvoudige niet-metaaldeeltjes krijgen de uitgang -ide

Slide 22 - Tekstslide

Samengestelde ionen

Slide 23 - Tekstslide

De naam van een zout
de naam van een zout geef je door de naam van het positieve ion en de naam van het negatieve ion aan elkaar te plakken

Al2O3 heet dus aluminiumoxide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Verhoudingsformule zouten
Een verbinding van ionen (geladen deeltjes)= een zout
een zout bestaat uit een metaal en een niet metaal
Verhouding:
  1. Schrijf de naam van het zout op
  2. Zet de symbolen van de ionen tussen haakjes achter elkaar
  3. Maak de + en - lading kloppen

Slide 26 - Tekstslide

 Opstellen verhoudingsformule van een zout
(volg altijd het 3 stappenplan!)
  1. noteer de naam vh zout                                                       1) natriumoxide
  2. symbolen ionen tussen haakjes                                       2)   (Na+) (O2-)
  3. totale lading gelijk maken : kruizen van de ladingen          2            1                                                                                                                                       (Na)2(O)                                                                                                                                3)    Na2O(s)

Slide 27 - Tekstslide

Lood(II)nitraat = Pb(NO3)2(s)
De lading van Pb is...
A
1+
B
2-
C
1-
D
2+

Slide 28 - Quizvraag

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn = kruizen van de ladingen
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 1:

  1. magnesiumchloride
  2.       Mg2+       Cl-     
  3.         2+             1-
  4.          1       :                                                                          
  5.   ( Mg) 1  ( Cl )2                                                          
  6.   Mg Cl 2

Slide 29 - Tekstslide

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn = kruizen van de ladingen
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 2:

  1. natriumsulfide
  2.       Na+       S2-     
  3.         1+             2-
  4.         2       :      1                                                                    
  5.   ( Na)2 (S )                                                    
  6.          Na2 S 

Slide 30 - Tekstslide

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn = kruizen van de ladingen
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 3:

  1. ijzer(III)bromide
  2.       Fe3+       Br-     
  3.         3+             1-
  4.         1       :     3                                                                    
  5.   ( Fe)1 (Br )3                                                     
  6.          Fe Br3  

Slide 31 - Tekstslide

vergelijking oplossen zout 

  • stevige ion-binding wordt verbroken

  • ionen verlaten hun vaste plaats, drijven los rond omringt door watermoleculen

Slide 32 - Tekstslide

vergelijking oplossen van zout

NaCl (s) --> Na+ (aq)  +  Cl- (aq)

  • voor de pijl: verhoudingsformule vaste zout
  • na de pijl: de losse ionen
  • kloppende maken: verhouding voor- en na de pijl gelijk

Slide 33 - Tekstslide

vergelijking oplossen van zout
  • voor de pijl: verhoudingsformule vaste zout
  • na de pijl: de losse ionen
  • kloppende maken: verhouding voor- en na de pijl gelijk

magnesiumchloride:  MgCl2 (s) --> Mg2+ (aq)  +  2 Cl- (aq)
ijzer(III)bromide:  FeBr3 (s) --> Fe3+ (aq)  +  3 Br- (aq)

Slide 34 - Tekstslide

vergelijking indampen van zout

  Na+ (aq)  +  Cl- (aq)  --> Na+Cl- (s)

indampen is het omgekeerde van oplossen

  • voor de pijl: de losse ionen 
  • na de pijl: verhoudingsformule vaste zout
  • kloppende maken: verhouding voor- en na de pijl gelijk

Slide 35 - Tekstslide

vergelijking indampen van zout
  • voor de pijl: de losse ionen
  • na de pijl: verhoudingsformule vaste zout 
  • kloppende maken: verhouding voor- en na de pijl gelijk

natriumsulfide-oplossing:  2 Na+ (aq)  +  S2-(aq)--> Na2 S (s)  ijzer(II)fluoride-oplossing:   Fe2+ (aq)  +  2 F- (aq)  --> FeF2 (s)

Slide 36 - Tekstslide

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 2:

  1. aluminiumsulfaat
  2.       Al3+       SO42-     
  3.         3+             2-
  4.         2       :       3                                                                    
  5.   ( Al3+ )2    ( SO42-  )3                                                     
  6.    Al3+ 2        ( SO42- )3  
  7.    Al2 ( SO4 )3  

Slide 37 - Tekstslide

lading onbekend ion
Vaak worden de ladingen in een zoutformule weggelaten. Je moet zelf uitzoeken wat de ladin is van het positieve of negatieve ion. Totaal is neutraal (evenveel + als - lading)
voorbeeld: KMnO4   K+  dus  MnO4 = 1-  dus  MnO4-
Al2(SO3)3 :  Al3+ x2 = 6+  dus (SO3)3 = 6-  
                    dus SO3 = 2-   dus  SO32-

Slide 38 - Tekstslide

Wat is de lading van het chroom-ion in het zout:



CrCl3
1. Bestaat uit chroom-ion en chloride-ion
2. Cr??  en
3.  ....       :       3
    .....       :       3 x 1 = 3-
dus moet Cr wel 3+ zijn .. anders is de netto lading niet gelijk aan 0.

 
Cl

Slide 39 - Tekstslide

Nu: 
vragen: 48, 52 en 53 maken

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Zouten
geef aan wat je onthouden hebt

Slide 42 - Woordweb

Maak nu de oefenopdracht zouten

Slide 43 - Tekstslide