4VM Samenvatting H4

Samenvatting H4
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenvatting H4

Slide 1 - Tekstslide

Vaste en tijdelijke baan
  • Vaste baan --> een contract voor onbepaalde tijd.
  • Tijdelijke baan -->  contract voor bepaalde tijd.

  • Proeftijd --> maximaal 2 maanden op proef. Beide partijen kunnen het contract beëindigen. 
  • CAO --> Collectieve arbeidsovereenkomst: Dit geldt voor iedereen in die branche (CAO voor supermarkten)

Slide 2 - Tekstslide

Noem een voordeel en een nadeel van een proeftijd.

Slide 3 - Open vraag

In de CAO voor supermarkten staat de het loon voor een 15 jarige € 3,45 is. Het minimumjeugdloon is € 3,10. Mag een supermarkt minder betalen dan de 3,45? leg uit.

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Joanne is 26 jaar en heeft geen baan, omdat zij thuis voor de kinderen wil zorgen. Behoort zij tot de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Rekenen met procenten
De vrouwelijke beroepsbevolking bestaat uit 43000 vrouwen en dit is 42% van de totale beroepsbevolking. Hoe groot is de totale beroepsbevolking?




  • Som: 43000 ÷ 42 x 100 = 102.380,95 --> 102.381 personen totaal.
aantal
43000
X
?
%
42
1
100

Slide 7 - Tekstslide

In Groningen is 8% van de beroepsbevolking werkloos. Dat zijn 16.000 personen.
Hoe groot is de beroepsbevolking? (wat is de formule)
A
16.000 ÷ 100 x 8 = 1280
B
16.000 ÷ 0,08 = 200.000
C
16.000 ÷ 8 x 100 = 200.000
D
16.000 x 8 ÷ 100 = 296.000

Slide 8 - Quizvraag

Minimumloon
Kees is 16 jaar. Hij werkt 21 uur per week in de supermarkt en krijgt 10% meer dan het minimumjeugdloon. 
Hoeveel verdient Kees per week?
  1. 124,65 ÷ 100 x 110 = 137,12 (40 uur)
  2.  137,12 ÷ 40 x 21 = € 71,99

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

In de provincie Limburg is er meer sprake van werkloosheid dan in de rest van Nederland. Hoe heet deze vorm van werkloosheid?
A
Frictiewerkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 14 - Quizvraag

Sanne werkt in de winter bij de schaatsbaan. 's Zomers heeft zij geen werk. 
Een bedrijf in Gelderland gaat failliet. Bij het bedrijf waren 1.250 mensen werkzaam waarvan ruim 89% in een straal van 35km van het bedrijf woonde. 
Mensen kopen geen videobanden meer, daardoor sluit ook de laatste fabriek die videobanden produceerd.
Na het behalen van je diploma ben je korte tijd werkloos.
Structurele werkloosheid
Seizoens werkloosheid
Regionale  werkloosheid
Frictie  werkloosheid

Slide 15 - Sleepvraag

Noem een reden waarom niet alle werklozen zich bij het UWV inschrijven?

Slide 16 - Open vraag

In 2016 hadden in totaal 8.950.000 mensen een baan. De beroepsbevolking bestond uit 9.500.000. Hoeveel procent van de beroepsbevolking in 2017 was werkloos?
A
9,5 ÷ 8,95 x 100 = 105,3 %
B
8,95 mln - 9,5 mln = 505.000 mensen
C
(9,5 mln - 8,95 mln) ÷ 9,5 mln x 100 = 5,3 %
D
8,95 ÷ 9,5 x 100 = 94,7 %

Slide 17 - Quizvraag

Geef de juiste omschrijving van het begrip werknemersverzekering.

Slide 18 - Open vraag

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiare sector
Quartaire sector

Slide 19 - Sleepvraag

Sectoren
In onze samenleving vinden arbeid en productie plaats in de volgende vier productiesectoren.​


1. Primaire sector​: Landbouw, visserij en delfstoffenwinning


2. Secundaire sector​: Industrie, bouw en ambachten


3. Tertiaire sector​: Commerciële dienstverlening
(bedrijven die winst willen maken​
 zoals jumbo, kapper, autogarage, scooterverkoop)

4. Quartaire sector: Niet-commerciële dienstverlening
(overheid, onderwijs, politie, brandweer, defensie, zorg, etc)

Slide 20 - Tekstslide

Transitievergoeding
Harry is 14 jaar in dienst geweest. Dan krijgt hij ontslag. Zijn bruto maandsalaris is €2500.

Bereken de transitie vergoeding die de werkgever moet betalen.  

Slide 21 - Tekstslide

Harry is 9 jaar in dienst geweest. Dan krijgt hij ontslag. Zijn bruto maandsalaris is €2500.

  • Stap 1:  9 hele jaren = 18 halve jaren. 
  • Stap 2: Per half jaar krijgt hij 1/6 van 2500  = 2500 ÷ 6 = 416,67 euro per half jaar. 
  • Stap 3: 18 x 416,67 =  €7500,06 







Slide 22 - Tekstslide

Uurloon bereken voor de werkgever.
Evert verdient als werknemer bruto € 2.278 per maand. Over zijn jaarsalaris krijgt hij 8% vakantiegeld. Over zijn totale inkomen betaalt zijn werkgever 23,5% premies voor pensioen en werknemersverzekeringen.
Evert heeft een 40-urige werkweek. Als je rekening houdt met vakanties en verlofdagen werkt hij 43 weken per jaar.
  • Bereken de kosten die de werkgever per gewerkt uur heeft voor Evert.

Slide 23 - Tekstslide

Uitwerking
  • Stap 1: € 2.278 ÷ 100 x 108 = € 2460,24 
  • Stap 2:  € 2460,24  ÷ 100 x 123,5 = € 3038,40
  • Stap 3: € 3038,40 x 12 = 36.460,76 per jaar
  • Stap 4:  36.460,76 ÷ 43 = 847,93 per week
  • Stap 5:  € 847,93 ÷ 40 = 21,20 per uur.

Slide 24 - Tekstslide