Fijn dat je er bent! Voor de mensen thuis: zet je webcam aan.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Fijn dat je er bent! Voor de mensen thuis: zet je webcam aan.
Slide 1 - Tekstslide
Aan het einde van deze les
kan je een eigen mening vormen over deelname aan het WK voetbal van 2022, en je mening verwoorden en onderbouwen in een kort betoog.
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Terugblik
Vragenrondje
Introductie onderwerp
Aan de slag!
Afronden
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat hebben we de afgelopen lessen behandeld?
Slide 5 - Woordweb
Een opiniestuk heeft meestal de volgende tekststructuur
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag/antwoordstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 6 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een tekst met het schrijfdoel activeren
Slide 7 - Open vraag
Welke leesstrategie gebruik je om deelonderwerpen vast te stellen?
A
Intensief lezen
B
Oriënterend lezen
C
Zoekend lezen
D
Globaal lezen
Slide 8 - Quizvraag
In een ... wil de auteur zijn lezers zelf over iets laten nadenken.
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing
Slide 9 - Quizvraag
Waar vind je de kernzin in een alinea?
Slide 10 - Open vraag
De publiciteit is groot en de financiële schade is relatief klein, veel kleiner dan bij bijvoorbeeld een handelsboycot.
A
concluderend verband
B
vergelijkend verband
C
toelichtend verband
D
tegenstellend verband
Slide 11 - Quizvraag
Welke vragen heb je nog?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Video
Aan de slag!
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 1 – Oorzaak-gevolg
Lees de tekst en maak daarna een tweetal. Nummer de alinea’s en noteer per alinea oorzaken en gevolgen. De een bekijkt de alinea’s met een even nummer, de ander de alinea’s met een oneven nummer. Bespreek daarna de antwoorden. Maak met de antwoorden samen een schema van oorzaak en gevolg.
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 2 - Betoog
Vorm een tweetal en schrijf een kort betoog. Neem daar een stelling, argumenten en weerlegging van tegenargumenten in op. Geef het betoog een overtuigend slot. Je betoog heeft een omvang van 5 tot 6 korte alinea’s.
Klaar? Kijk de oefentoets na met het antwoordmodel.