- wat realistische fictie en niet-realistische fictie is. (hoofdstuk 1)
- hoe je boeken kiest: voorkant, flaptekst, verhaalsoort en pictogrammen (hoofdstuk 2)
- Personages en karakterontwikkeling (hoofdstuk 3)
Slide 3 - Tekstslide
Fictie of non-fictie?
Twee verdachten van een woningoverval in Hattem zijn later op de avond op het station in Zwolle opgepakt. Een oplettende voorbijganger zag twee mannen die voldeden aan het signalement dat via Burgernet werd verspreid en seinde de politie in.
Slide 4 - Tekstslide
Fictie of non-fictie?
De tekst was van een nieuwsbericht Dus een non-fictie tekst.
Slide 5 - Tekstslide
Fictie of non-fictie?
Lisa is niet zo gelukkig. Ze voelt zich alleen en het lijkt alsof de wereld tegen haar is. Als haar opa dit hoort, weet hij dat de tijd is gekomen om haar het geheim van het leven te laten ontdekken.
Opa neemt Lisa mee op een ontdekkingsreis waarin ze regelmatig met haar angsten wordt geconfronteerd. Langzaam groeit bij Lisa het gevoel dat er iets niet klopt. Draagt opa zélf ook nog een geheim met zich mee? Op het moment dat ze daarachter komt, verandert alles.
Bron: Het meisje dat de wereld veranderde
Slide 6 - Tekstslide
Fictie of non-fictie?
De tekst was van de flaptekst van een leesboek Dus een fictie tekst.
Slide 7 - Tekstslide
Wat voor tekssoort (genre) is dit?
In het holst van de nacht als de schaduwen het donkerst zijn, de sterren schitteren en de wind de wolken in het gezicht van de maan blaast, rijdt de ruiter zonder hoofd over het Slaperige Slingerpad.
Onzin! Ik hoor het je zeggen. Maar probeer eens in je eentje 's nachts over dat pad te rijden als het krassen van een kraai klinkt als de roep van een arme verdwaalde man. Als de glimwormen op knipperende ogen lijken en het ruisen van de takken klinkt als rammelende mensenbotten. Als je denkt het geluid van paardenhoeven te horen op het pad achter je.
bron: de ruiter zonder hoofd
Slide 8 - Tekstslide
Verhaalsoort?
De tekst was uit een griezelboek (genre: griezel/horror)
Slide 9 - Tekstslide
Wat kom je te weten over de hoofdpersoon?
Hoe die denkt (gedachte) en voelt (gevoel)
Wat het karakter is
Hoe die er uit ziet (uiterlijk)
Waar die woont, hoe en met wie (omgeving).
Slide 10 - Tekstslide
De Creatieve fictie-opdracht
Slide 11 - Tekstslide
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik in een spreekwoord
Sommige woorden of uitdrukkingen (spreekwoorden) in een tekst kun je op twee manieren gebruiken: letterlijk en figuurlijk.
Letterlijk : Ik zit mijn handen in mijn haar (= ik ben bezig met mijn haar)
Figuurlijk : ik zit met mijn handen in het haar (= ik heb een probleem)
Creatieve fictie-opdracht
Slide 12 - Tekstslide
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik in een spreekwoord Voorbeeld:
Van de hak op de tak springen
Letterlijk: van de ene tak op de andere springen
Figuurlijk: steeds over iets anders beginnen te praten
Creatieve fictie-opdracht
Slide 13 - Tekstslide
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik in een spreekwoord Voorbeeld:
Als er één schaap over de dam is, volgen er meer
Letterlijk: de een na de andere schaap spring over de dam
Figuurlijk: Als er één iemand begint, volgen er meestal meer
Creatieve fictie-opdracht
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht:
Kies uit de kaartjes die je krijgt een spreekwoord dat jou aanspreekt.
Maak van de letterlijke uitdrukking een eigen tekening.
Schrijf bij jouw tekening de figuurlijke uitdrukking en de betekenis ervan.
Werk netjes. Gebruik zo veel mogelijk het hele vel papier, en gebruik kleuren.