13 de noviembre.HV1

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos!

El 20 de noviembre 

Profesora Maartje

¿Qué vamos hacer hoy?

1. Introducción: leerdoelen & wat weten we nog?
2.  Oefening en uitleg adjetivos (=bijvoeglijk naamwoord)
3. Extra: Oefening Reporteros  (tijd over)
4. Conclusión

Leerdoelen 

Na deze les: 

• Kan ik in het Spaans zeggen dat ik iets wel/niet leuk vind met het werkwoord "gustar" 
• Kan ik mensen/dieren/dingen in het Spaans omschrijven met behulp van bijvoeglijke naamwoorden 

El adjetivo (bijvoeglijk naamwoord)

	Man	Vrouw
Enkvd	inteligente	inteligente
Meervd	inteligentes	inteligentes

	Man	Vrouw
Enkvd	bonito	bonita
Meervd	bonitos	bonitas

• Mensen, dieren of dingen beschrijven. 
• Vorm hangt af van enkvd/meervd/       man./vrouw. ZN
• Bijna altijd ACHTER ZN

Me gusta/gustan

Te gusta/gustan 

Les gusta/gustan 

Le gusta/gustan 

Os gusta/gustan 

Nos gusta/gustan 

Ik vind leuk

Zij vinden leuk 

Jullie vinden leuk 

Jij vind leuk 

Wij vinden leuk 

Hij/zij vindt leuk 

Mi animal favorito: .......
¿Por qué? ........
(Je mag Nederlands antwoorden!)

Wat is je lievelingsdier en waarom? Ze mogen in het Nederlands antwoorden. Antwoord met het dier + de redenen waarom dat je lievelingsdier is.

El perro  

El perro es blanco.   

A mí me gusta el perro.

Los perros

Los perros son blancos. 

A mí me gustan los perros. 

Net hebben jullie gezegd wat jullie lievelingsdier is. Als je wil zeggen waarom, dan ga je gebruik maken van bijvoeglijke naamwoorden: lief, mooi, schattig, stoer... 

Ik heb hier twee voorbeelden van hoe je dat kan doen in het Spaans: mannelijk en vrouwelijk. 

Maar: ik verklap nog niets, want jullie mogen zelf de regels uitzoeken in de volgende oefening. 

La vaca 

La vaca es bonita.

A ti te gusta la vaca.

Las vacas 

Las vacas son bonitas.

A ti te gustan las vacas.

Ejercicio [15min]

Tengo un gato, porque no me gustan los perros. Mi gato es muy bonito y cariñoso, pero también un poco independiente. Es un gato independiente, porque a él no le gusta jugar con otros gatos. También tengo dos gallinas. Una gallina es muy gorda (=dik) y por eso es muy lenta. La otra gallina no es gorda, por eso es una gallina rápida. Me gustan mucho las gallinas, porque son gallinas activas. Les gusta correr en mi jardín. Mi gato no es activo, le gusta más dormir. 

Ejemplo (voorbeeld)

• Mi amigo es simpático/simpática/simpáticos/simpáticas
• Las chicas guapo/guapa/guapos/guapas
• Los perros cariñoso/cariñosa/cariñosos/cariñosas 
• La tortuga es bonito/bonita/bonitos/bonitas

Ejercicio 3 Reporteros

• Individualmente
• 5 min 
• ¿List@? Ejercicio 4 o 5. 

Conclusión

Na deze les:

• Kan ik in het Spaans zeggen dat ik iets wel/niet leuk vind met het werkwoord "gustar"
  
• Kan ik mensen/dieren/dingen in het Spaans omschrijven met behulp van bijvoeglijke naamwoorden 

¿Preguntas?

Aan de hand van individuele aanspreekbaarheid checken of de leerdoelen bereikt zijn. 

lln a, hoe zeg je ik vind honden leuk? 

llb b, mee eens? hoe zeg je van lln a dat hij honden leuk vindt? 

Wat is een kat? en een lieve kat? 

lln a? lln b?

Cómo fue la clase?
(Hoe was de les?)

1. ¡Muy horroroso!
2. ¡Muy bonito!
3. ¡Muy mona!
4. ¡Muy pesado!