§ 5.4. Nederland en migratie

Hoofdstuk 5 Migratie
Herhaling wereld

3 Havo

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 Migratie
Herhaling wereld

3 Havo

Slide 1 - Tekstslide

5.1 Wereld: migratie in de wereld
3 Havo
Hoofdstuk 5

Slide 2 - Tekstslide

Kies het juiste begrip

Gebiedskenmerken waardoor mensen vertrekken
A
push factoren
B
pull factoren
C
aspiraties
D
mogelijkheden

Slide 3 - Quizvraag

Kies het juiste begrip

Persoonskenmerken waardoor mensen de neiging hebben om te vertrekken
A
push factoren
B
pull factoren
C
aspiraties
D
mogelijkheden

Slide 4 - Quizvraag

Kies het juiste begrip

Aantrekkelijke omstandigheden in het bestemmingsgebied
A
push factoren
B
pull factoren
C
aspiraties
D
mogelijkheden

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juiste begrip

Persoonlijke omstandigheden waardoor mensen in staat zijn om te kunnen migreren
A
push factoren
B
pull factoren
C
aspiraties
D
mogelijkheden

Slide 6 - Quizvraag

Welke twee uitspraken over internationale migratie worden op deze kaart bevestigd?

A De meeste migratie is binnenlandse migratie.
B De meeste migratie is buitenlandse migratie.
C Internationale migratie is vaak gericht op buurlanden.
D Internationale migratie is vaak gericht op andere
werelddelen.

A
D & A
B
A & C
C
D & B
D
B & C

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het overheersende patroon in de internationale arbeidsmigratie?
A oost-west
B west-oost
C noord-zuid D zuid-noord
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een migratienetwerk?

Slide 9 - Open vraag

B. internationale studenten
C. Mensenrechtenvluchtelingen
D. Migratie door gezinshereniging
A. Arbeidsmigranten
2. Economische reden
3 Politieke reden
4 Onderwijs reden
1. Sociale reden

Slide 10 - Sleepvraag

5.2 Wereld: gevolgen voor de herkomstgebieden

3 Havo
Hoofdstuk 5

Slide 11 - Tekstslide

Welke gevolgen van migratie zie je in figuur 7?

Slide 12 - Open vraag

Hoe hebben geldzendingen invloed op de status van mensen in het vertrekgebied?

Slide 13 - Open vraag

Door migratie kan in het herkomstgebied een zogenaamde migratiecultuur ontstaan. Wie worden in die cultuur beschouwd als winners en wie als losers?

Slide 14 - Open vraag

De landen die de meeste migranten leveren in de wereld zijn o.a. Mexico, Marokko, Turkije en de Filipijnen. Dit zijn zeker niet de armste landen van de wereld. Verklaar dit.

Slide 15 - Open vraag

5.3 Wereld: gevolgen voor de bestemmingsgebieden

3 Havo
Hoofdstuk 5

Slide 16 - Tekstslide

Hieronder staan 3 begrippen.
Welk begrip hoort er niet bij en leg uit waarom

integratie - kettingmigratie - acculturatie

Slide 17 - Open vraag

Hieronder staan 3 begrippen.
Welk begrip hoort er niet bij en leg uit waarom

iemand met migratieachtergrond - allochtoon - autochtoon

Slide 18 - Open vraag

Hieronder staan 3 begrippen.
Welk begrip hoort er niet bij en leg uit waarom

multiculturele samenleving - herkomstgebied - acculturatie

Slide 19 - Open vraag

Hieronder staan 3 begrippen.
Welk begrip hoort er niet bij en leg uit waarom

migratienetwerk - segregatie - retourmigratie

Slide 20 - Open vraag

Welke uitspraken zijn juist?

A Vluchtelingen doen vaak hetzelfde werk als arbeidsmigranten.
B Arbeidsmigranten doen meestal werk dat ook door de bevolking van het bestemmingsland gedaan wordt.
C Arbeidsmigranten doen alleen maar laaggeschoold werk.
D Asielzoekers en arbeidsmigranten wonen vaak in dezelfde regio.
E Arbeidsmigranten wonen vooral in steden, omdat daar werk te vinden is.
A
A & E
B
D & B
C
C & D
D
E & B

Slide 21 - Quizvraag

5.4 Nederland en migratie

3 Havo
Hoofdstuk 5

Slide 22 - Tekstslide

Is er in Nederland meer emigratie of immigratie?
A
emigratie
B
immigratie

Slide 23 - Quizvraag

Immigratie = naar Nederland toe verhuizen (Nederland in)
Emigratie = uit Nederland verhuizen (Eruit verhuizen)
Migratie = verhuizen

Slide 24 - Tekstslide

Wat betekent het voor de bevolkingsgroei als er meer immigratie is in Nederland?

Slide 25 - Open vraag

         Door geboorte, sterfte, immigratie en emigratie verandert 
         het aantal mensen in Nederland.
       
        In Nederland: geboortecijfer >
       sterftecijfer = geboorteoverschot.
      I In Nederland: immigratie >
       emigratie = vestigingsoverschot.



Slide 26 - Tekstslide

Wereldwijde migratie

Verandering in het migratiepatroon

Zuid-Noord
Zuid-Zuid
Vluchtelingen

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

In welke periode was de emigratie groter dan de immigratie?

Slide 29 - Open vraag

Groepen migranten 
Koloniale migranten : migrant die verhuist van een voormalig kolonie naar het moederland.

Kwamen uit:
Indonesië
Suriname
Nederlandse Antillen

Slide 30 - Tekstslide

Koloniale migratie
Eerste migranten uit voormalige
kolonies NL.
Zij kwamen vooral vlak na 
onafhankelijkheid

Slide 31 - Tekstslide

Gastarbeiders
* Vanaf de jaren '60 kwamen veel gastarbeiders naar Nederland 
* Er was veel werk
* Turken, Marokkanen, Zuid- Europeanen
* Ze waren hier  ''te gast''

Slide 32 - Tekstslide

Veel gastarbeiders kwamen vanaf '60 in NL werken. Waarom werden zij 'gastarbeiders' genoemd?
A
Zij waren betere arbeiders dan de Nederlanders.
B
Ze waren in Nederland te gast, ze zouden terugkeren.
C
Ze waren speciale gasten, ze hadden een andere cultuur.

Slide 33 - Quizvraag

Gastarbeiders

Slide 34 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een arbeidsmigrant en een gastarbeider?
A
Een arbeidsmigrant komt tijdelijk en een gastarbeider komt voor langere tijd.
B
Een arbeidsmigrant komt voor langere tijd en een gastarbeider komt tijdelijk.

Slide 35 - Quizvraag

Turken in Nederland 
  • 200.000 eerste generatie 
  • 220.000 tweede generatie
  • Vermengd in de Nederlandse bevolking. 
  • Islamitische slagers/supermarkten 

Slide 36 - Tekstslide

arbeidsmigrant

Slide 37 - Open vraag

Arbeidsmigranten
Een arbeidsmigrant is iemand die naar Nederland komt om te werken. 

--> Gastarbeiders uit Turkije en Marokko
--> arbeidsmigranten uit Oost-Europa

Slide 38 - Tekstslide

Economische redenen: arbeidsmigrant

Slide 39 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een baantje dat een arbeidsmigrant zou doen?vluchtel
A
tandarts
B
huishoudster
C
werken op een boerderij
D
docent

Slide 40 - Quizvraag

Groepen migranten 
Kenniswerkers
Komen uit:
Duitsland en België

Slide 41 - Tekstslide

Vluchtelingen, het dilemma van Europa

Economische vluchtelingen
Politieke vluchtelingen

Slide 42 - Tekstslide

Vluchtelingen

Slide 43 - Tekstslide

Belgische vluchtelingen 1914-1918!
Joodse vluchtelingen 1940-1945!

Slide 44 - Tekstslide

vluchteling
  • vertrekken omdat je niet meer veilig bent
  • denk aan de politieke vluchteling

Slide 45 - Tekstslide

Vluchtelingen naar Nederland

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Gastarbeiders waren mensen die in Nederland kwamen om te werken, uit welke landen kwamen de eerste gastarbeiders?
A
België
B
Marokko en Turkije
C
Polen en Roemenië
D
Spanje en Italië

Slide 48 - Quizvraag

Welke van de volgende uitspraken over het overheidsbeleid is juist?

A Gastarbeiders zijn op eigen initiatief naar Nederland gekomen.
B Inburgeringsplicht had tot doel de gezinsvorming te bevorderen.
C Premies voor retourmigratie zijn een vorm van beperkend immigratiebeleid.
A
A
B
B
C
C

Slide 49 - Quizvraag

De huisvesting in Nederland van arbeidsmigranten uit landen buiten Europa wordt wel eens beschreven als ‘drie keer geconcentreerd’. Wat wordt daarmee bedoeld?

Slide 50 - Open vraag

Wat is het belangrijkste kenmerk van een multiculturele samenleving?

Slide 51 - Open vraag

Bekijk bron 19. Informatie is bepalend voor het beeld dat mensen hebben. Wat valt je op als je de werkloosheid van Duitsers vergelijkt met migranten?

Slide 52 - Open vraag

Wat zou er met het beeld van bron 19 gebeuren als elke groep onderverdeeld wordt naar opleidingsniveau?

Slide 53 - Open vraag