Paragraaf 8.3 Je bloed vervoert [les 2] [HV2]

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + notitiespullen pakken
Ga in deze Lesson-Up
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + notitiespullen pakken
Ga in deze Lesson-Up

Slide 1 - Tekstslide

Planning
* Welkom
* Huiswerk bespreken 1 t/m 5 van 8.3 & 4 t/m 8 van 8.4  
* Uitleg
* Zelfstandig werken
* Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van ademen?
A
Zuurstof aan de lucht afgeven en koolstofdioxide uit de lucht opnemen
B
Zuurstof aan de lucht afgeven en koolstofdioxide aan de lucht afgeven
C
Zuurstof uit de lucht opnemen en koolstofdioxide uit de lucht opnemen
D
Zuurstof uit de lucht opnemen en koolstofdioxide aan de lucht afgeven

Slide 3 - Quizvraag

Welke soort bloedvaten zorgen voor de uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen?
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 4 - Quizvraag

Glucose is een voedingsstof. Het zit in...
A
je rode bloedcellen
B
je witte bloedcellen
C
je bloedplasma

Slide 5 - Quizvraag

Zuurstof zit in je bloed. Welk onderdeel bindt zuurstof?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplasma

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoel 1
Je kent de grote en kleine bloedsomloop

Slide 7 - Tekstslide

De bloedsomlopen
De kleine bloedsomloop 
Hart -> long -> hart
Taak = zuurstof toevoegen aan bloed in longen

De grote bloedsomloop
Hart -> orgaan -> hart
Taak = zuurstof brengen naar organen

Bij elke rondgang stroomt bloed door zowel de grote als kleine bloedsomloop!  

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de route van de grote bloedsomloop?
A
Hart - organen hart
B
organen - hart - organen
C
Longen - hart - longen
D
Hart - longen - hart

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de functie van de kleine bloedsomloop?
A
Zuurstof toevoegen aan het bloed . Dit gebeurt in de longen
B
Zuurstof toevoegen aan het bloed. Dit gebeurt in alle organen
C
Zuurstof vervoeren naar de longen
D
Zuurstof vervoeren naar alle organen

Slide 10 - Quizvraag

Iemand heeft longontsteking en slikt hiertegen medicijnen.

Via welke weg komen de geslikte medicijnen, na opname in het bloed in de dunne darm, in de cellen van de longen terecht?
A
Via de grote bloedsomloop
B
Via de kleine bloedsomloop
C
Via zowel de grote als de kleine bloedsomloop

Slide 11 - Quizvraag

Kies bij de juiste nummers het juiste antwoord
A
1 = zuurstofarm 2 = grote 3 = zuurstofrijk 4 = kleine
B
1 = zuurstofarm 2 = kleine 3 = zuurstofrijk 4 = grote
C
1 = zuurstofrijk 2 = grote 3 = zuurstofarm 4 = kleine
D
1 = zuurstofrijk 2 = kleine 3 = zuurstofarm 4 = grote

Slide 12 - Quizvraag

Een van de bloedvaten hiernaast vervoert bloed naar de nieren. Welke?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoel 2
Je kent de onderdelen van het hart

Slide 14 - Tekstslide

Het hart: 4 ruimtes
> 2 boezems en 2 kamers
> Bloed stroomt vanuit de boezems in de kamers (nooit andersom!)
> Je kijkt altijd gespiegeld

links = rechts
rechts = links

Slide 15 - Tekstslide

Het hart: 4 ruimtes
> Boezems liggen boven en ontvangen bloed
> Boezems pompen bloed naar de kamers
> Kamers pompen bloed uit het hart

links = rechts
rechts = links

Slide 16 - Tekstslide

De route
1) zuurstofarm bloed komt via de holle ader in de rechterboezem

2) vanuit de rechterkamer wordt zuurstofarm bloed via de longslagader naar de longen gepompt

3) via de longader komt zuurstofrijk bloed in de linkerboezem terecht

4) vanuit de linkerkamer wordt zuurstofrijk bloed naar de aorta (en overige organen) gepompt

5) in de overige organen wordt zuurstof uit het bloed gehaald. Via de aders stroomt het zuurstofarme bloed naar de holle ader

Slide 17 - Tekstslide

Via welk van de genummerde bloedvaten verlaat zuurstofrijk bloed het hart?
A
Via bloedvat 2
B
Via bloedvat 3
C
Via bloedvat 4
D
Via bloedvat 5

Slide 18 - Quizvraag

Welk nummer geeft het deel van hart aan dat het bloed naar de longen pompt?
A
Nummer 6
B
Nummer 7
C
Nummer 8
D
Nummer 9

Slide 19 - Quizvraag

Via welk van de genummerde bloedvaten komt zuurstofarm bloed, vanuit de benen het hart binnen?
A
Via bloedvat 1
B
Via bloedvat 2
C
Via bloedvat 3
D
Via bloedvat 5

Slide 20 - Quizvraag

Er worden twee beweringen gedaan over het hart in de afbeelding.

1. De delen 6 en 7 van het hart ontvangen bloed uit aders.

2. Het bloed dat het hart verlaat via bloedvat 3, komt het hart weer binnen via bloedvat 4.
Welke bewering is of welke zijn juist?

A
De beweringen zijn allebei onjuist
B
De beweringen zijn allebei juist
C
Alleen bewering 1 is juist
D
Alleen bewering 2 is juist

Slide 21 - Quizvraag

Noteer bij de nummers de juiste antwoorden

Slide 22 - Open vraag

Welk deel van het hart pompt bloed in de kleine bloedsomloop?
A
De rechterkamer
B
De linkerkamer
C
De rechterboezem
D
De linkerboezem

Slide 23 - Quizvraag

Als het bloed door de grote bloedsomloop stroomt, passeert het een aantal delen van het bloedvatenstelsel.
Door welke delen van het bloedvatenstelsel stroomt het bloed achtereenvolgens, als het door de grote bloedsomloop gaat?

A
linker harthelft – organen van het lichaam – rechter harthelft
B
linker harthelft – longen – rechter harthelft
C
rechter harthelft – organen van het lichaam – linker harthelft
D
rechter harthelft – longen – linker harthelft

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de volgende bloedvaten behoren tot de grote bloedsomloop?

aorta – longslagader – onderste holle ader – beenader – longader

A
Alleen de aorta en onderste holle ader
B
De aorta, beenader en onderste holle ader
C
De aorta en de longslagader
D
De longslagader en de longader

Slide 25 - Quizvraag

De hartkleppen
Hartkleppen voorkomen dat bloed terugstroomt naar de boezems vanuit de kamers

Slagaderkleppen (halvemaanvormige kleppen) voorkomen dat bloed terugstroomt naar de kamers vanuit de slagaders

Slide 26 - Tekstslide

Kies bij de juiste nummers het juiste antwoord
A
18 = onderste holle ader 16 = rechterkamer 2 = linkerboezem 7 = aorta
B
18 = onderste holle ader 16 = rechterboezem 2 = linkerkamer 3 = aorta
C
18 = bovenste holle ader 16 = rechterkamer 2 = linkerboezem 7 = aorta
D
18 = bovenste holle ader 16 = rechterboezem 2 = linkerkamer 3 = aorta

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk




Lesstof: paragraaf 8.3 & 8.4
Maken: 
              9 t/m 11 van 8.4



Slide 28 - Tekstslide